Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 598]
| |
In 1622 blz. 46. Pentekening en tekst zijn geplaatst in de lengte van de bladzijde, dus haaks op de tekst van blz. 47. Dezelfde tekening komt ook voor bij Lied CLXVII, maar met een ander onderschrift (zie blz. 532).
Swaen-Ridder, geyl, en blindt, ghy moet van hier vertrecken,Ga naar voetnoot1
Hier hebdy niet te doen, want dit geliefde PaerGa naar voetnoot2
Dat heeft die goede God met wijfheydt gaan verwecken,Ga naar voetnoot3
En met zyn Liefde voort vereenight met melkaer.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 599]
| |
CXC Bruylofts-Dicht
| |
[pagina 600]
| |
So dooldy al te seer. Al 't goedt dat wy belevenGa naar voetnoot21
Dat wert ons door Gods kracht van boven in gegeven:Ga naar voetnoot22
Daar komtet ons van daan, dies sy hem lof en eer,Ga naar voetnoot23
De neyging tot u Lief die quam u vanden Heer
25[regelnummer]
Des hoogen Hemelrijx, die onse sinn'lijckheydenGa naar voetnoot25
Na zijnen wille weet bequamelijck te leyden,Ga naar voetnoot26
En voertse door zijn macht tot sulcken goeden endt
Als zijne goedigheydt voor 't salighste bekent.Ga naar voetnoot28
De Liefde die u borst so menighmaal deed' blaken,
30[regelnummer]
Om met gewenschte lust by u Ioffrouw te raken,Ga naar voetnoot30
Die quam niet door u selfs, maar door het wel beleytGa naar voetnoot31
Des eeuw'gen Opper-Voogds wijse voorsienigheydt.Ga naar voetnoot32
O Goddelijcke kracht! die d'alderbeste sinnen
En zielen dwingt, en dringt zijn Egae te beminnen,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
O wonderlijcke tocht des herten! hoe beroertGa naar voetnoot35
Hebt ghy den Bruydegom, vaack van zijn selfs vervoert?Ga naar voetnoot36
En scheen meer in zijn Bruydt als in zijn selfs te leven,Ga naar voetnoot37
Mits hy zijn selfs an haar had over gantsch gegeven.Ga naar voetnoot38
Hoe dickwils heb ick u sien spreken inde geest,
40[regelnummer]
Mijn waarde Anna! Lief! ick Ben noyt so geweest,Ga naar voetnoot40
Gelijcken als ick ben, ick ben ick weet niet hoe!Ga naar voetnoot41
Ick weet niet hoe ick leef, noch wat ick denck of doe.
Als ick my vind alleen, soo dwarlen mijn gedachten,Ga naar voetnoot43
En als ick by u ben soo voel ick mijn verkrachtenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Van onbegrijp'lijck goed, ick weet niet wat my schort.Ga naar voetnoot45
Maer dese hevicheyt die wert ons ingestort;Ga naar voetnoot46
| |
[pagina 601]
| |
Want onse zieltjens die dus snacken nae den ander,
Die zijn in eeuwicheyt vereenight an malkander,
En als sy ellick aer nu inden vleesche sien,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Soo moeten sy haer dienst goet-gunstich aane bien,Ga naar voetnoot50
Vernieuwende de jonst die soo langh scheen verloren,Ga naar voetnoot51
Die haer beginsel nam al eer sy zijn geboren:Ga naar voetnoot52
Bewegelijcke treck, verborgen in 't gemoet,Ga naar voetnoot53
En die hem openbaert ten aensicht in het bloet,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Met tockelingh in 't hert, met kort en hallif brekenGa naar voetnoot55
Van reden, diemen waent en niet geheel kan spreken,Ga naar voetnoot56
Met suchten ondermenght, met sinnen gantsch verstroyt,Ga naar voetnoot57
Dat weet ghy selven best Heer Bruydegom Benoyt.
En ghy oock waerde Bruyd, door 't sonderlingh bewegen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Der zielen wel vereent, die als sy kennis kregenGa naar voetnoot60
Verliefden op melkaer, met stomme t'samen-spraeck,Ga naar voetnoot61
Met woorden sonder klanck, 't is wel een vreemde saeck,
Wanneer als ons de mont door schaemte wert geloken,Ga naar voetnoot63
Soo werter inden geest in 't heymelijck gesproken,
65[regelnummer]
De Tael-man van ons hert, en van ons sinlijckheyt,Ga naar voetnoot65
Sijn meeningh met het oogh, en met gedachten seyt:Ga naar voetnoot66
O goedige Natuur! o Schepper aller dingen!Ga naar voetnoot67
Hoe weet ghy s'menschen doen na u besteck te dringen?Ga naar voetnoot68
De Bruydegom die soo veel landen heeft gesien,
70[regelnummer]
En die gehandelt heeft met soo veel vrome lien,Ga naar voetnoot70
| |
[pagina 602]
| |
Die moest hier t' Amsterdam zijn waerde Anna trouwen,Ga naar voetnoot71
Die hem den Hemel heeft gejont, en uytgehouwen.Ga naar voetnoot72
De vaderlijcke Stad, noch trecken van het bloet,Ga naar voetnoot73
En hebben soo geen kracht als ghy, o Dochter! doet,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Die met een soet gesicht u Bruydgoms hert kond winnen,
En met u kloecke Geest vermeesteren zijn sinnen,
Wanneer u lieve mond haer Lipjes open doet,Ga naar voetnoot77
Een kusjen acht hy meer als al des Werelds goet,
Nu is de blyde tijd, o Bruydegom gekomen,
80[regelnummer]
Siet daer de brave Bruyt, van deughden uytgenomen,Ga naar voetnoot80
Die met de goude kroon van hare kuysheyt bralt,Ga naar voetnoot81
Siet daer de gene die u ziele wel bevalt.
Sy sit vast en bedenckt, met hoe veel soetichedenGa naar voetnoot83
Sy u vergelden sal in alle Eerbaerheden
85[regelnummer]
De jonst die ghy haer draeght, gaet aen, gaet t'samen voort,
En schickt u nae de tijd gelijck als dat behoort,Ga naar voetnoot86
't Is langh genoegh gewacht, geweygert, en onschuldicht,Ga naar voetnoot87
Gaet vollicht Godes woort: Wast en vermenighfuldicht.Ga naar voetnoot88
God geeft dat ghy na wensch u tijd passeren meucht,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
En aen u kinders niet en siet dan alle vreucht.
En dat ghy Liefd, en Vre meucht hebben al u leven,
Met al het wenschbaer goed dat God de Heer kan geven:
Dit wenschen wy al t'saem met eenen blije geest,
En singen tot getuygh dit Lietje vande Feest:Ga naar voetnoot94
|
|