Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 573]
| |
CLXXXI Klachtigh A.B.C. Liedt
Stemme: Mijn hert versucht eylaes, &c.
Aenschout, o Heer, mijn hert! en wilt dat eens vervormen:Ga naar voetnoot1
Bereydt mijn na u wil, monstert uyt mijn het quaet,Ga naar voetnoot2
Comt hellept mijn, o God! verwinnen en bestormen
Den loosen Sathan, die mijn salicheyt seer haet.
5[regelnummer]
Een duysent kunstenaer, is dese die met listenGa naar voetnoot5
Flucks met zijn schalckheyd snoot, de arme Menschen dwinght.Ga naar voetnoot6
Ginck 't mijn vyand na wensch, hy maeckten my on-Christen,
Helpt Heer mijn schoone ziel, eer hy die we'er bespringht.Ga naar voetnoot8
Ick wierd eerst door mijn jeucht, gevangen en gebonden,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
'Ken kon den droch noch niet, die met zijn listigheydtGa naar voetnoot10
Lustich had op gepronckt, de wereld en de sonden,Ga naar voetnoot11
Met fier en schoon gelaet, dat my haest heeft verleyt.Ga naar voetnoot12
Noch quam den schijn-wellust, met Juffrou valsch behagenGa naar voetnoot13
Omhelsen strengh mijn hals, met een waen-vreuchde soet,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Porden, jae drongen my dat ick haer jonst moest dragen,Ga naar voetnoot15
Quetsten, och armen! dus mijn Godvruchtich gemoet.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 574]
| |
Reden wert daer geboeyt, en sotheyt wert verheven,Ga naar voetnoot17
Siet wat een swacken dingh is de mensch'lijcke stant:Ga naar voetnoot18
Trouwens het is mijn schult, al wat ick heb bedreven,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Vergeeft my dat, o God! beschermt my met u hant.
Wilt u genadich oogh, o Prins! niet van mijn keeren,Ga naar voetnoot21
'Xerceert mijn in 't goet, 't welck ick noch niet en ken:Ga naar voetnoot22
Yder sal dan met mijn u hooge goetheyd eeren,
Zo ghy mijn maeckt de geen die ick noyt was, noch ben.Ga naar voetnoot24
|
|