Groot lied-boeck

[p. 568]

tekstkritische noten

CLXXIX Brvylofts-lied

Ghy moet de feest met vreught ver-eeren¹
Joffrouwen schoon, vol blijtschap soet:
Wilt ons een deuntje quinckeleren
Wt een verheught en braef gemoet:⁴
Want nu wy zijn // Hier by de wijn,
Isser dunckt mijn
Geen vrolijcker geneucht,
Als die vermakelijcke Tafel-vreucht.⁸

Wech met de koude suffe-sinnen,⁹
Bekommert met het aerdsche goet:
Al mochtmen al de wereldt winnen,¹¹
Wat isset alsmen 't hier laten moet?
Och niet en mijdt // 't Is nu een tijdt¹³
Om wel verblijdt
Te singen uyt der borst,
En eens te drincken voor de drooge-dorst.

Ionghmans ick sie u wel beschouwen
Met opgetogen hert en geest,
De schoonheyt groot van u Juffrouwen,
Die hier vercieren de Bruylofts-feest.²⁰

CLXXIX
In 1622 blz. 32. In vs. 1 het eerste woord kapitaal cursief, met grotere sierletter G. In de vzn. 17 en 33 enkele woorden cursief, in vs. 37 de namen kapitaal cursief. Ofschoon dit lied, aansluitende bij het voorgaande gedicht, door de bruiloftsgasten gezongen wordt, is in de tekst steeds de dichter zelf aan het woord, niet enkel blijkens woorden als ick en mijn, maar ook gezien Ghy...Joffrouwen, (vs. 1-2) en Ionghmans ick sie u (vs. 17). De bruiloft vond plaats op 1 mei 1618.

1 ver-eeren: eer aandoen.

4 braef: waardig.

8 die: de; ofwel die, terugwijzend op deuntje quinckeleren (vs. 3).

9 koude suffe-sinnen: ongevoelige en dorre gemoederen.

11 Al mochtmen enz.: toespeling op Mattheus XVI: 26, maar vs. 12 wijkt af van de bijbeltekst: ende lijdt schade zijner ziel?

13 niet en mijdt: aarzel niet, schroom niet.

20 vercieren: verfraaien, mooi maken.

[p. 569]

 

Wat heeftet sien // Toch te bedien?²¹

 

O jonge lien!²²

 

Geeft ellick aar een kus.²³

 

Of ghy't niet wist: soo doet ten minsten dus.²⁴

 

 

25

Een kusjen is maer een af-vegen,²⁵

 

En immers ist soo soeten dingh:²⁶

 

Komt laet ons kussen eens te degen:

 

Ick kus veel liever dan ick singh,

 

Wel dat gaet wel // Maer 't is te snel,²⁹

30

Ay siet niet fel!³⁰

 

Ick doe u doch geen seer,

 

En soo 't u lust kust mijn vry helf te meer.³²

 

 

 

Vaert eeuwich wel Getroude Lieden,

 

Aen siel en lijf, aen bloedt, aen staet:³⁴

35

Godt laet u soo veel goedt geschieden³⁵

 

Als wy u wenschen vroegh en laet.

 

Gaet heeden of // Nae vvesterhof,³⁷

 

Wiens edel lof³⁸

 

Is lustich, schoon, en frey,

40

Gaet heen en plant de soete koele Mey.⁴⁰

21 bedien: beduiden.

22 jonge lien: jonge mensen, mannen en meisjes beiden.

23 ellick aar: elkander.

24 Of ghy 't niet wist: indien jullie niet weten wat het is; dus: zo als ik het u voordoe.

25 af-vegen: bekende zegswijze; WNT VIII, eerste stuk, kolom 606.

26 immers: toch.

29 snel: vlug, vluchtig.

30 fel: boos, toornig.

32 vry: gerust; helf te meer: de helft meer, veel meer.

34 bloedt: nakomelingen; staet: welstand, positie.

35 laet: late.

37 of: af, heen.

38 Wiens: waarvan het; lof: lover, loof.

40 Mey: meiboom, een groene tak die fraai versierd op of omstreeks 1 mei voor het huis van de geliefde werd geplant. De dubbele betekenis van deze versregel is dezelfde als aan het slot van het voorgaande gedicht.