Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 548]
| |
CLXXII
Stem: De vijfde Psalm
Gedenct mijn siel uws scheppers krachtich,Ga naar voetnoot1
Die al wat is eerst schiep uyt niet,
En door zijn woord als noch gebiet,Ga naar voetnoot3
Troost u in hem hy sal waerachtichGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
U sijn gedachtich.
Verdraegt u leet, en syt geduldighGa naar voetnoot6
In kommer-kans of tegenspoet.Ga naar voetnoot7
Erleght in al wat u ontmoet,Ga naar voetnoot8
Dat uwe sonden menichvuldigh,
10[regelnummer]
Noch meer sijn schuldigh.Ga naar voetnoot10
Mijn ziele wilt toch overwegen
De schoonheydt Gods, en 't groote goet
Dat hy gestadigh aen u doet.
En hoe ghy sijt (voor danck) daer teghen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Tot quaet genegen.
Ist wonder dan dat Gods goetheden
Haer wenden van u boosheydt af,Ga naar voetnoot17
En die beloont met straf op straf?
God haet de sonden, en qua zeden,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En dat met reden.
| |
[pagina 549]
| |
Nochtans al schijnt, dat hy zijn oorenGa naar voetnoot21
Voor u verstopt, en dickwils dreyght,
Soo is sijn goetheyt, eer geneyghtGa naar voetnoot23
Om u gebeden te verhooren
25[regelnummer]
Als tot zijn tooren.Ga naar voetnoot25
De Heer soeckt u niet te bedroevenGa naar voetnoot26
Met ballinghschap, met kruys en noot,
Met ouders, of met vrunden doot,Ga naar voetnoot28
Met achterklap van snoode boeven,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Maer te beproeven.Ga naar voetnoot30
Draeght gelijckmoedigh al u spoeden,Ga naar voetnoot31
Want vanden Hemel komt ons af
De bedel-nap, de Conincx staf,
De rijckdom en de arremoede
35[regelnummer]
Yder ten goede.Ga naar voetnoot35
Laet my o Heer! niet langer swerven
Met een gemoet dus ongerust,Ga naar voetnoot37
En geeft mijn ziel geen hooger lust,Ga naar voetnoot38
Als in mijn hert u te verwerven,
40[regelnummer]
En wel te sterven.Ga naar voetnoot40
|
|