Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 546]
| |
CLXXI Aendachtigh Liedeken
Stemme: Maximilianus de Bossu. &c.
Mijn sieltje schreyt, dat sucht en weent,Ga naar voetnoot1
Mits ick met aerdsche dinghenGa naar voetnoot2
Meer, als met Gode ben vereent;
En nimmer recht kan dwingenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Mijn ongebonde sotte wil.Ga naar voetnoot5
Heer, maeckt my selve-loos en stil,Ga naar voetnoot6
Als u verkorelingen.Ga naar voetnoot7
En laet my toch door voorsicht sienGa naar voetnoot8
Hoe grootsch ghy sult verrysen,
10[regelnummer]
En wat ten jonghsten dagh sal schien,Ga naar voetnoot10
Als ghy 't oordeel sult wysen:
Op dat ick door 't schricken bevreest
De sonden geessel uyt mijn Geest,
En u grootheyd mach prysen.
15[regelnummer]
Leert my (o Godt!) mijn boose lust
Bestrijen en verwinnen.
Gheeft my inden gemoede rust,
En Christelijcke sinnen,Ga naar voetnoot18
Die noch de werelt, noch haer vreughd
20[regelnummer]
Maer die d'oprechte ware deughd
Oneyndelijck beminnen.Ga naar voetnoot21
| |
[pagina 547]
| |
Gaet selfs tot mijnder sielen in,Ga naar voetnoot22
Of geeft my te doorgronden,
Met stagen erenst in mijn sinGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
U goetheyt, en mijn sonden:
Op dat ick in dit jammer dal
Aen siel noch lichaem niet en valGa naar voetnoot27
Meer geestelijcke wonden.
Mijn hert, als ghy u kindsheyt siet,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
U jonckheyd, en u leven,
Ghy en bevind daer anders niet
Als boosheyd in bedreven:
Soo ghy u selven nu verlaet,
En waerdelijck in Gode gaet,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Hy sal u alles geven.
Geeft my (o God!) doch wyse raet,
En menght mijn vreught met vresen:
Doet my gedencken an de staetGa naar voetnoot38
Van dit vergancklijck wesen,
40[regelnummer]
Dat soo kort als de wint verkeert,Ga naar voetnoot40
En maeckt mijn siel meer God-geleerdtGa naar voetnoot41
Als door letters te lesen.Ga naar voetnoot42
|
|