Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 538]
| |
CLXVIII Bruylofts-Liedeken
Op de Stem: O schoonste Personagie!
Gheluckigh, overluckigh,
Gesegent paer! die op den dagh van heden:
Nae al u lyden druckighGa naar voetnoot3
Syt inde Echt (door Gods beschick) getredenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Want eer de grond // Des werelts stont,Ga naar voetnoot5
Of eer ghy waert in wesen;Ga naar voetnoot6
Heeft God u beyden //
Door zijn voorzienicheyden
Wt gelesen.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wt soo veel duysent zielen,
Gelijck hy sach, als daer toekomend' waren.Ga naar voetnoot11
Want eer u sinnen vielenGa naar voetnoot12
Besloot de Heer u beyden te vergaren.Ga naar voetnoot13
En nu ghy t'saem // Inden lichaemGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Den ander zijt verschenen;
Heeft God almachtigh //
U herten seer eendrachtigh
Gaen vereenen.
Recht als hy Adam dede;
20[regelnummer]
Die hy toebrocht zijn uytgenomen Yve,Ga naar voetnoot20
| |
[pagina 539]
| |
Soo doet den Vorst der Vrede
Nu huyden oock, met u waerde gelieve!Ga naar voetnoot22
Die dese Staat // Met God aengaat:Ga naar voetnoot23
En vollight zijn gebieden.
25[regelnummer]
Ghy mooght in eeren //
Nu wassen en vermeeren
Jonge Lieden.
't Sijn geen Lycurgus WettenGa naar voetnoot28
Die Haydens woest tot huwen plegh te dringenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Noch geen menschen insetten,Ga naar voetnoot30
Vol beusel-marckt, van sotte vreemde dinghen.Ga naar voetnoot31
Maer 't is 't gebodt // Van onsen Godt
En Heere alder Heeren;
Om dat wy souwen //Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
De gayle sonden schouwen,
En afweeren.
Veel beter ist te trouwen
Dan door Wellust onkuyschelijck te branden,
Doch die hem kan onthouwenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Is d'Eenicheyt geen sonden noch geen schandenGa naar voetnoot40
Die suyver leeft // En niet en sneeft,Ga naar voetnoot41
Die zijn in bey te prysen:Ga naar voetnoot42
Dan sulcke menschen //Ga naar voetnoot43
Die zijn hier wel te wenschen,
45[regelnummer]
Niet te wysen.Ga naar voetnoot45
| |
[pagina 540]
| |
Doch onder alle statenGa naar voetnoot46
Hoe grootsch, hoe hooch, hoe heerlijck datse schynen,
Is geen soo uytermatenGa naar voetnoot48
Als d'Echten-stant in 's werels ront te vynen.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Geluckich dan // Is Wijf en Man
Door 't Huwelijck besloten;Ga naar voetnoot51
Daer sy met sinnen //Ga naar voetnoot52
En Goddelijcke minnen
Wert genoten.
55[regelnummer]
De God die 't eerste wonderGa naar voetnoot55
In Canaan deed', moet stadich met u wand'ren.Ga naar voetnoot56
Die druck u Tweedracht onder,Ga naar voetnoot57
En doet in Wijn u Water droef verand'ren.Ga naar voetnoot58
Bruydegom Heer // Vrou Bruyt vol eer,
60[regelnummer]
God laet u t'samen levenGa naar voetnoot60
In soo veel vreughden //
Als hy een mensch, vol deughden
Hier kan geven.
|
|