Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 532]
| |
In 1622 blz. 10; pentekening en tekst zijn geplaatst in de lengte van de bladzijde, dus haaks, op de tekst van blz. 11.
De tekening van de zwaanridder komt ook voor bij Lied CXC, maar met een ander onderschrift (zie blz. 598).
Cupido reyst van hier ghy zyt hier niet bescheyden,Ga naar voetnoot1
Vkrachten zijn hier dof, ghy zyt hier onbekent.
Met Liefde. Niet met Min, die qualyck loont int ent,Ga naar voetnoot 4
| |
[pagina 533]
| |
CLXVII Bruyd-Lofs-Gedicht
| |
[pagina 534]
| |
Met vleys en bloet gheformt dus uyterlijck van schijn,Ga naar voetnoot21
Soo waardy dat ghy syt, en sultet voortaen zijn:Ga naar voetnoot22
Ghy Twee waart Een voor God, die doet u weer vereenen
Nu ghy op aerden hier den ander zyt verschenen
25[regelnummer]
In lijflijcke gedaent. Gelijck hy Adam heeft
Sijn Eva toegebracht, soo ist oock dat hy geeftGa naar voetnoot26
Het Christelijck getal haer Echt en Ee-genoten,Ga naar voetnoot27
Na hy in zijn besluyt voorsienich heeft besloten.Ga naar voetnoot28
Ghy saacht ô Bruydegom! doen eerst u liefde viel,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Op 't lichaem niet soo seer, als op de schoone ziel
Van u beminde Bruydt; die met soo hooge zedenGa naar voetnoot31
En sinnen is versien. Die met welsprekenthedenGa naar voetnoot32
(Een Goddelijcke gaaf van helder klaar verstant)
Den yver heeft vernieuwt die in u was geplant.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ghy loecht, ghy loecht haer toe: ghy sweemt in duysent vreugden,Ga naar voetnoot35
Als ghy den Dool-hof saaght van haer waardige deughden:Ga naar voetnoot36
Haar innicheyd tot God, haar liefde tot de Leer,Ga naar voetnoot37
Haar lichaams voeglyckheyt, haar suyverheyt, haer Eer,Ga naar voetnoot38
Haer goedicheyt des Geests, haar recklyckheyt van sinnen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Haar vroomheyt van gemoed, haar vriendelijcke minnen,Ga naar voetnoot40
Haar lieffelijck gelaet, haer minnelijck gesicht,Ga naar voetnoot41
Doen wiert ghy teenemael ten lichaam uytgelicht,Ga naar voetnoot42
En smolt met ziel en sin so heugelijck te samen,
Datmen geen onderscheyt in beyden en kost ramen.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Gelijck als d'eene vrundt den ander helsent groet,Ga naar voetnoot45
| |
[pagina 535]
| |
Als hy hem onverwacht in vreemde landen moet:Ga naar voetnoot46
Sy houden en sy sien, en staaren op melkander,
En staan gelijck gegroeyt (van vreughden) an den ander,Ga naar voetnoot48
Vermits de oude jonst, voor wylen wel gehadt:Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Al even en alleens soo waart ghy oock omvat,Ga naar voetnoot50
Verwondert, en verblydt door't luckich overkomenGa naar voetnoot51
Der zielen, want ghy stont gelijck als opgenomen.Ga naar voetnoot52
Gekroonde waarde Bruydt, verwonnen u niet meestGa naar voetnoot53
De groote gaven van u wyse Bruygoms Geest?
55[regelnummer]
d'Oprechtheyt synes ziels, de krachten syner reden,Ga naar voetnoot55
Sijn weselijck gelaet, syn rechte deeghlyckheden,Ga naar voetnoot56
Sijn ongemeene deughd, sijn kennis en syn raet,Ga naar voetnoot57
In saken die de staat van zijn persoon aengaat?Ga naar voetnoot58
Syn errenst in 't geloof, die door een goe-gesintheyt
60[regelnummer]
De blinden yver haat der menschelijcker blintheyt,Ga naar voetnoot60
En waren dit niet meest de trecken, waar hy mee
U zieltjen in syn ziel volkomen komen dee?
Of sloeght ghy meer dyn oogh op zijn volmaackte leden,
En wel gestelde jeucht, en haar bequamichedenGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Als op zijn edel hart? o neen! dat kan niet zijn,
U oordeel is te goet, ghy siet wel door de schijn:Ga naar voetnoot66
Of wel zijn schoon gestalt des lichaams wort gepresen,Ga naar voetnoot67
Soo mach het voor zijn ziel doch niet gerekent wesen.Ga naar voetnoot68
Wats lichaams schoonheyt doch? niet dan een yd'le roem!Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Niet anders als een bel! of als een fraeye bloem!
| |
[pagina 536]
| |
Die voor een korte tijd wel wat te wesen schynen;
Doch in een kleyne wijl verdorren en verdwynen.
Of hebt ghy als het volck u sinlijckheyt gesteltGa naar voetnoot73
Wt woecker, niet van liefd', maer van 't vervloeckte gelt?Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Dat hoop ick nimmermeer. Die om 't gelts wil verkiesen,Ga naar voetnoot75
De ware rust, en lust, en 't beste goet verliesen.Ga naar voetnoot76
Hoewel het goet is goet, gebruycktmen recht en wel,Ga naar voetnoot77
Maer 't misbruyck leyt de mensch gemeenlijck inde Hel.Ga naar voetnoot78
Wat vraagh ick te vergeefs? de Heere heeft u lieden
80[regelnummer]
Vereenight, en verknocht, en alst die wil gebiedenGa naar voetnoot80
Wie kan zijn wille en geboden wederstaen?
En wat syn Godheyd doet, is dat niet wel gedaen?
Gaet aan Heer Bruydegom! de liefde die u beyden
Gekoppelt heeft an een, die blijft tot u verscheyden,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Met waare Ionst en min, woonachtigh in u Huys,
Op dat ghy met verdragh draaght d'een des anders kruys.Ga naar voetnoot86
Indien zijn goetheyt u dat immer mocht toestuuren,Ga naar voetnoot87
Gedenckt het sal altoos niet eeuwelijcke duuren.Ga naar voetnoot88
Verslaat u niet te seer soo u het ong'luck treft,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
En in u voorspoet u niet sottelijck verheft,
Gelijck de menschen doen, die door Rijckdom van have
Haar hart trecken van God, en bidden an zijn gaven,Ga naar voetnoot92
En dryven groote pracht, met tijdelijcke goetGa naar voetnoot93
Het welck het Schepsel doch ter wereldt laten moet.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Heer Bruygom en Vrou Bruydt ick wil u voorts vertrouwen,Ga naar voetnoot95
Hoe ghy u tegen een na Christus woord sult houwen:Ga naar voetnoot96
| |
[pagina 537]
| |
Want soo'ck my niet bedriegh, soo is u dat verstantGa naar voetnoot97
Door voorgangh, tucht, en leer van kintsheyt ingeplant.Ga naar voetnoot98
En of, dat niet en is, u yets noch waar ontbroken,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Dat is u t'achternoen door Gods Geest ingesprokenGa naar voetnoot100
En andermaels vernieut, door syn heyligh GesantGa naar voetnoot101
Als ghy den ander gaaft u trouwe rechterkant.
Wilt die beloften, en de Ionsten steets gedenckenGa naar voetnoot103
Die u voor desen de'en u Trouw elck ander schencken.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Godt geef dat ick u gun, en u van herten wensch,Ga naar voetnoot105
Soo salt u gaan so wel als eenigh levend mensch:Ga naar voetnoot106
Ick wensch dat u de Heer gestadigh wil byblyven,
En dat ghy met geluck u handelingh moocht dryven.Ga naar voetnoot108
En dat ghy meucht u lust aen al u kind'ren sien,
110[regelnummer]
En wat ghy meerder wenscht, Amen, dat moet geschien.Ga naar voetnoot110
Soo ghy dit mede wenscht, Maeghden, en Iongelingen
Soo wilt nu al gelijck dit Bruylofts-liedtje singen:Ga naar voetnoot112
En verciert met u sangh 't geselschap, en de Feest,Ga naar voetnoot113
En toont met eerbaarheyt de blydschap van u Geest:
|
|