Groot lied-boeck

[p. 510]

tekstkritische noten

CLIX Requeste

T'vertoont sich Vrouwe // in alder ootmoet¹
U Lief ghetrouwe // en Dienaar goet,²
Met weenend' ooghen // bedenckt, beschaamt³
Versoeck meedoogen // Prinses vernaamt,⁴
Mijns lyder smart⁵
Dees wetten hart⁶
Sijn veels te vart,⁷
Van een goed Maacht befaamt.⁸

Ick onderdanen // heb nacht, op nacht⁹
Veel sucht en traanen // ja clacht, op clacht,¹⁰
Ghestort, ghegooten // met bitter getreur
Maar noyt ontslooten // u wreede deur,¹²
Dit claach ick Godt
Want treed' ick tot¹⁴
Het staale slot,
En grendels synder veur.

Koom ick behendich // ontrent u gelas¹⁷
My ontmoet schendich // snel het ghebas¹⁸

CLIX
In 1622 blz. 102. In vs. 1 grotere initiaal T. In de vzn. 33 en 34 een woord in romein.
34 Stelt in 1622: 't Stelt - 36 eergierich // soo in 1622: eergierich soo.

1 T'vertoont sich: voor uw ogen verschijnt; ootmoet: nederigheid.

2 U Lief ghetrouwe: uw trouwe minnaar. Na dit vs. denke men een punt.

3 bedenckt: let wel, bedenk dit eens.

4 Versoeck: vraag ik; vernaamt: vermaarde.

5 Mijns lyder smart: met mijn jammerlijke smart; hoort bij meedooghen (vs. 4). Na smart denke men een punt.

6 Dees wetten hart: dit strenge vonnis.

7 Sijn...vart Van: gaan veel te ver voor, passen helemaal niet bij.

8 een goed Maacht befaamt: een meisje dat bekend staat als goedhartig.

9 onderdanen: onderdanig, op onderdanige wijze.

10 sucht en traanen: zuchten en tranen.

12 maar noyt ontslooten: maar ik heb nooit kunnen openen.

14 tot: toe, nader; na dit vers denke men een komma.

17 behendich: omzichtig; ontrent: bij; gelas: glas, venster.

18 schendich: verschrikkelijk; bijw. bep. bij snel; ghebas: getier.

[p. 511]

 

En t'gerucht der mensche // dat ick seer haat

20

Mijn Vrou ick wensche // en bid ghenaad²⁰

 

O quamt // ick namt²¹

 

Vant t'hart dat vlamt²²

 

Gheeft dat dit ampt,²³

 

Maar voor my oopen staat.²⁴

 

 

25

Soo uyt ghenaade // dees jonst gheschiet,²⁵

 

Ick sal die weldaade // vergheeten niet,

 

Maar die beloone // met danckbaarheyt²⁷

 

Met Lof betoone // ben ick bereyt,²⁸

 

Tot alder stont²⁹

30

Doort Heyl verbont,

 

Met hert en mont

 

Wert uwen naam verbreyt.³²

 

 

 

prinses

 

 

 

Voor u wel vaare // Prinses eerbaar³³

 

Stelt hy t'syn Gare // brand u Dienaar

35

In jonst dus vierich // wech arech vermoen³⁵

 

Syt ghy eergierich // soo wilt u spoen³⁶

 

Na dit request³⁷

 

Soo doet u best³⁸

 

Ick sech int lest:

40

Dus doende sult wel doen.⁴⁰

20 wensche en bid: smeek en bid om.

21 quamt: kwam het, mocht het komen; t wijst terug op ghenaad (vs. 20).

22 Vant t'hart dat vlamt: van het hart dat dan blijkt lief te hebben; de t in Vant is overbodig.

23 dit ambt: deze positie, nl. die van minnaar.

24 Maar: toch; of: alleen(?); oopen staat: beschikbaar is.

25 Soo: indien; jonst: gunst; liefde, wederliefde.

27 beloone: ik zal die belonen; na dit vs. denke men een punt.

28 Met Lof betoone: tot het betonen van eer.

29 Tot alder stont: op ieder uur; wellicht hoort deze bep. bij vs. 28, maar ook de verbinding met vs. 30-32 is mogelijk.

32 Wert: wordt.

33 Voor u wel vaare: terwille van uw welzijn.

35 Stelt hy t'syn Gare: stelt hij gaarne het zijne, dus: wil hij gaarne zijn welzijn opofferen; brand: en vlamt; ook deze zin met vs. 35a sluit aan bij Voor u wel vaare (vs. 33); arech vermoen: argwaan.

36 eergierich: belust op eer; wilt u spoen: haast u.

37 Na; volgens; request: verzoek.

38 Soo: dan; best: het beste.

40 Dus: zó; sult: zul je; wel: goed.