Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 458]
| |
SonnetVroegh in den dageraet, de schoone gaet ontbinden,
Den Gouden blonden tros, Citroenich van coleurGa naar voetnoot2
Gezeten inde Lucht, recht buyten d'achter deur,Ga naar voetnoot3
Daer groene Wijngaert loof oyt louwen muer beminde.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dan beven Amoureus de lieffelijckste Winden,
In 'tgheele zijdich hayr, en groeten met een geur
Haer Goddelijck aenschijn, op dat sy dese keurGa naar voetnoot7
Behielt, van dagelijcx haer daer te laten vinden.Ga naar voetnoot8
Gheluckich is de Kam, verguldt van Elpen been,
10[regelnummer]
Die dese vlechten streelt, dit waerdich synd' alleen:
Gheluckigher het snoer, dat in haer dicke tuytenGa naar voetnoot11
Mijn Ziele mee verbint, en om 'thooft gaet besluyten,Ga naar voetnoot12
Hoe wel ick 'tliever zie wilt golvich na syn jonst,Ga naar voetnoot13
Het schoone van natuur passeert doch alle const.Ga naar voetnoot14
|
|