Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 418]
| |
In 1622 blz. 58, rechterhelft
| |
[pagina 419]
| |
CXXVI Liedeken
Stem: Fortuyn eylaes bedroeft
Princessen preutsch en prat met al u pronckeryGa naar voetnoot1
Van noode-loose pracht: staet op en wijct ter sy,Ga naar voetnoot2
Maer groet eerbiedelijck met neygingh en ghekniel,
De triumphante Vrou van myn verwonnen ziel.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Waer toe dit marren? ach! ghy jonge JufferschopGa naar voetnoot5
Spreyt die Tapyten neer, en stroyt daer soetjes opGa naar voetnoot6
Ghemalen gout, oock zy, op dat de harde aerdt,Ga naar voetnoot7
Haer ted're voetjes niet en quetse noch beswaert.Ga naar voetnoot8
Ghy grooten dicht bestoet met Vorstelijck gesnorGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Gebiet de Volcken, dat sich niemant drijft, en porGa naar voetnoot10
Te naken aen haer kleyt, te stooren haren gangh,
Op dats haer niet verblaes, noch quade lucht bevang.Ga naar voetnoot12
Sy komt, o Goon! sy komt: de Princen staen als stom:
De verslagen gemeent stort van een swenckjen om:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Als met haer wyse tong basuynt een helder woort,Ga naar voetnoot15
Het dondert, en het wert met wonderingh ghehoort.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 420]
| |
Een yeder riep met my wat vruntschap en wat jonst,
Wat Goddelijcker glans, wat wijsheyt en wat konstGa naar voetnoot18
Heeft Jupijn oock gebruyckt, wanneer hy heeft verlicht,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dit schepsel dat ons sloech met blixem int gesicht?Ga naar voetnoot20
'tIs Venus, Venus ist, daer ick wel eer of las,Ga naar voetnoot21
Die van het pekel-schuym der Zee geboren wasGa naar voetnoot22
Die met een holle schulp door vloeden vlet en vlotGa naar voetnoot23
Ick hielt voor narrery, en beuselingen sot.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ach Heyl'ghe rymery, ick vonnisten verkeert,Ga naar voetnoot25
Want eenich geest, of God heeft dit gepropheteert,Ga naar voetnoot26
Op dat de werelt en myn tijt gelijcke lien,Ga naar voetnoot27
Haer gulde Godtheyt niet onwaerdich souden sien.Ga naar voetnoot28
Voordees in't gulde jaer van't suytsche Cipres quam,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Mijn soete Cithera in't schip-rijck Amsteldam,Ga naar voetnoot30
Daer sy den rouwen hoop van't graeu en groots geslachtGa naar voetnoot31
Heeft aen een sachten aert door les en leer gebracht.Ga naar voetnoot32
Der ouden boosheydt snoot en d'ondanckbaere jeucht
Vergolden na met spijt de wel-daet en de deucht,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Mijn Venus die vertrock, o leydt! o quaet! o doot!Ga naar voetnoot35
Sy sturf indiense kon in't Dorp van Ackersloot.Ga naar voetnoot36
|
|