Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| |
CXXV Liedeken
Stem: O lyden en pijn, droefheyt is mijn
Al waert dat mijn // de Godt Jupijn,
Of yemandt vande Goden,
Haer glants, of schijn // of gants haer sijnGa naar voetnoot3
Van Godlijckheyt aenboden,
5[regelnummer]
Dat ickse mocht verkiesen,Ga naar voetnoot5
En ick u most verliesen,Ga naar voetnoot6
Ick gingh tot haer met dese reen,Ga naar voetnoot7
Ick blijf veel liever hier beneen
In myn armoed opter aerden,
10[regelnummer]
In becommeringh, en verdriet,
Eer ick wouw die last anvaerden.Ga naar voetnoot11
En hebben daer myn liefste niet.Ga naar voetnoot12
Of lieten sy // de toom eens vryGa naar voetnoot13
Van't Coninghlijck ghebieden,
15[regelnummer]
En gheven my // de heerschappyGa naar voetnoot15
Van Landen en van Lieden,
Dat ickse most beheerenGa naar voetnoot17
Dat sou ick wel begheeren,
Niet om rijck, Landt noch gelt,
20[regelnummer]
Niet om aensien noch ghewelt,Ga naar voetnoot20
Niet om scepters noch om kroonen
Noch om al het Werelts goet,
Maer om dat ick u sou toonen
Mijn gunst, en grootheydt van ghemoet.Ga naar voetnoot24
| |
[pagina 416]
| |
25[regelnummer]
Ick sou de lien // wel grootsch gebienGa naar voetnoot25
U achtbaerheyt te eeren,
Op bloote knien // u doen ontsienGa naar voetnoot27
By Princen, en by Heeren,Ga naar voetnoot28
Ick sou der Keyseren Vrouwen,
30[regelnummer]
Voor u staet-dochters houwen,Ga naar voetnoot30
Mijn Koningen de grootst van lof,
Die souden u steets in mijn Hof
Met eerbiedigheyt gheleyden,
En setten in u setel sacht,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Die ick eerst sou doen bereydenGa naar voetnoot35
Met de kostelijcke pracht.Ga naar voetnoot36
Van Elpen-been // vol vremdiche'enGa naar voetnoot37
Soud' ick u troon doen maken
U vloer bespreen // met ed'le kle'en,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Van Turcks, en goude laken,Ga naar voetnoot40
Met beelden en met bloemenGa naar voetnoot41
So schoon alsmen kan noemen.
Ick sou bewijsen door u dracht,Ga naar voetnoot43
Hoe dat ick u deuchden acht,
45[regelnummer]
Hoe dat ick u hooghe zedenGa naar voetnoot45
Meer bemin als 't lieve gout,
Dat ick rustich sou besteden,Ga naar voetnoot47
Daer, en waer ghy't hebben wout.Ga naar voetnoot48
Maer'k weet dat ghy // geen hovaerdyGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hebt in dees malle dinghen,
| |
[pagina 417]
| |
Oock draagh ick bly // meer goets by my,
Als al de Hovelinghen,
Al syn sy rijck van goede,Ga naar voetnoot53
Ick ben't in den ghemoede:
55[regelnummer]
Ick weet wel liefje datje weet,
Dat onder een verwurpen kleetGa naar voetnoot56
Wel wat grooters kan verschuylen.
Als syn meerder wel vermoet,Ga naar voetnoot58
En datmen vaeck wel slechte uylen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Hier bevinden seer begoedt.Ga naar voetnoot60
|
|