Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 412]
| |
CXXIV Amoureus - Clacht - Liedt
Op de Wijse: Esprits qui souspirez. Ofte: Indien het clagen can
Och snelle winden wilt mijn overdroeve klachtenGa naar voetnoot1
Gaan draagen nu te vlucht, in d'ooren van mijn Vrou,Ga naar voetnoot2
Van daar tot in haar hart, de borne der ghedachten,Ga naar voetnoot3
Op dat ick voor myn doot haar Beelt noch eens anschou.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Klaaght haar weemoedelijck mijn ongemaackte suchtenGa naar voetnoot5
Mijn seer benaut verdriet, en mijn aanstaande noot,Ga naar voetnoot6
En hoe vertwyffelt my wanhoop het quaast doet duchtenGa naar voetnoot7
En hoe mistroostich ick verwacht, en roep de doodt.
Maact mijn beklach heel groot, en mijmmert hare sinnenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tot dat haar Maagd'lijc hart deur 'tkarmen sy beweegtGa naar voetnoot10
My met volmaackte Liefd' volcomentlijck te minnen,
En datse voort an my haar waare heusheyt pleeght.Ga naar voetnoot12
O winden swetst en sucht, seer heftich onder't klaghen,Ga naar voetnoot13
En daar ick my versuym voeght daar van t'uwe by,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Gelijck zy cunstich doen die jets wat over draghen,Ga naar voetnoot15
Verhaalt dus op het grootst, het geene dat ick ly.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 413]
| |
Ha wreede sult ghy noch u Dienaer langher proevenGa naar voetnoot17
Die ghy soo hebt ghetoetst, die ghy soo hebt versmaat?Ga naar voetnoot18
Soo sal u eyghen daat eer langh u Ziel bedroeven
20[regelnummer]
Soo haast als ghy syn doot, en u hulp siet te laat.Ga naar voetnoot20
Salt' niet een schoone roem voor u o Vrouwe weesen
Dat ghy den oorspronck syt, dat hy soo deerlijck sturf?Ga naar voetnoot22
Doch soo't gheschiet, syn Graf, salt yder een doen leesen
Hoe dat hy voor syn tijdt de doot van u verwurf.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ghy sult een oorsaack syn, door u felle manieren:Ga naar voetnoot25
En door syn trouheyt hy, dat langhe naa syn tijdtGa naar voetnoot26
Veel Dichters cloeck in Rijm wonder sullen versierenGa naar voetnoot27
Tot syn leevendich Lof, en u eeuwich verwyt.Ga naar voetnoot28
Al de Werelt sal u hertneckicheyt misprysen,
30[regelnummer]
Dat ghy die u soo bat, niet eens en hebt verhoort:Ga naar voetnoot30
De Kinders sullen u met vingheren na wysen
En sult van alle man voorts raacken op het woort.Ga naar voetnoot32
Hy seyt u nu adieu, hy gaat soo heughlijck sterven,Ga naar voetnoot33
Om dat hy heeft ghedaen soo een minnaar betaamt,
35[regelnummer]
Hy sal een goede Faam noch naa syn doot verwerven,
Als ghy kenschuldich sult veracht syn en beschaamt.Ga naar voetnoot36
En of de bleecke doot nu dobbert op syn lippen,Ga naar voetnoot37
Soo noch u lieve mont (seer Heemels van gheluyt)Ga naar voetnoot38
| |
[pagina 414]
| |
Wat woortjens soet van troost, geseegent, laat uyt slippenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Soo gaat wanhoop of doot haar Heerschappije uyt.Ga naar voetnoot40
Doch dorst u na syn doot? soo kort nu in syn levenGa naar voetnoot41
En laaft u met syn bloet, naa uwe wreede wensch,
Of deert u syn verdriet, soo wilt hem hulpe gheeven,
En sallift met u jonst thart vande kranckste mensch.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
O winden als ghy haar dus hebt ghestelt in roerenGa naar voetnoot45
Soo brengt haar hier by my, of t'geene dat sy seyt:Ga naar voetnoot46
Wilt op u Vleughels fluck mijn bootschap over voeren,Ga naar voetnoot47
En t'vonnis van mijn doot, of eens ghewenscht bescheyt.Ga naar voetnoot48
|
|