Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 351]
| |
CI Amoureus-Liedtjen
Op de Wijse: Demophon, de wijl de Son
O Valschen droch vol droch vol loch, vol ongetrou beloven,Ga naar voetnoot1
O snooden boef door wien ic proef de saussen van de Hoven,Ga naar voetnoot2
O Hem'len bly, ic clage dy mijn ongemeene rouweGa naar voetnoot3
En vreeckt u van de slimste Man, en alderslechste Vrouvve,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die ghy hier siet. gedenckt u niet, gedenct u geender vvijsen,Ga naar voetnoot5
Verrader boos geveynst en loos hoe ghy my pleecht te prysen,Ga naar voetnoot6
Met woorden soet, die myn gemoet opt heftichst noch door snijden,
Myn Maeghd'lijc hert creegh met u smert bevveechlijc medelijden.Ga naar voetnoot8
En vveet ghy dan nu nergens van? van t'helsen noch vant strelen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Noch hoe dat ghy met dievery de cuskens pleecht te stelen,Ga naar voetnoot10
Doen u gesicht so valsch als licht myn aenschijn stijf aenschouden,Ga naar voetnoot11
Doen ghy my hat so lief gevat, en myn de vinghers douden.Ga naar voetnoot12
Doen stroyde ghy / de boevery / in onse soete koutjens,Ga naar voetnoot13
Ick lietet toe, en namt int goe, dat maeckten u so stoutjens,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dat ghy ontdeet, 'tis my nu leet, de haken van mijn Lijfjes,Ga naar voetnoot15
Mijn Borsjes ront, hert en gesont, verschickte ghy de schijfjes.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 352]
| |
Ten vvas nau'los, oft roode blos / quam op myn vvangen dringen,Ga naar voetnoot17
Hoe sot was ic, maer in u schick, vvaert ghy te sonderlingen,Ga naar voetnoot18
Ghy vvaert so groen, cond'ick vermoen / op de verborgen netten,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die ghy beleyt, vol schallicheydt, voor myn onnoosle vvetten.Ga naar voetnoot20
O litsert schalck, gelijc een Valck / een Duyfjen vangt int vliegen,Ga naar voetnoot21
So quaemdy my / met loosheyt by, myn slechtheyt te bedriegen,Ga naar voetnoot22
Bedriegen fiel, guyt sonder Ziel, hoe hebdy aengehouvven,Ga naar voetnoot23
Maer tvvou niet zyn, doen gaefdy myn / u houwelycksche trouvven.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Waerom helaes, ic sucht ic raas, en ic en cant niet keeren,Ga naar voetnoot25
Ghy hebt gerooft / t'geen dat myn hooft / by ider een deed' eeren,Ga naar voetnoot26
Myn crans myn Croon, vvel eer so schoon, en crachtich in het blinckenGa naar voetnoot27
Dat selfs de Son / daer noyt op vvon, maer liet syn stralen sincken.Ga naar voetnoot28
Dan nu de lust / vvat is geblust, u geylheyts onvernoegen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Die gaet u zin, met nieuvve min, vveer op een ander voegen,Ga naar voetnoot30
En ghy laet myn / in smart en pijn, in duysent svvaricheden,Ga naar voetnoot31
O vvreede och, en heb ic noch / niet leets genoech geleden.
Siet vast myn schult, ick heb gedult, dat ghy een ander minden,Ga naar voetnoot33
Maer vvat ghy doet, in myn gemoet / zuldy geen misdaet vinden,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Doch so ghy gaet, en d'ooch eens slaet / int binnenst van u sinnen,Ga naar voetnoot35
Daer zuldy snel / sien claer en hel / de lichtheyt uvver minnen.Ga naar voetnoot36
| |
[pagina 353]
| |
En oft geviel, dat hier myn ziel / van t'lichaem sich wou scheyden,Ga naar voetnoot37
Ick sou myn doot / dan maken groot, door myn gestadicheyden,Ga naar voetnoot38
Ick sturft zo lief, als ghy eerdief, te leven sonder rusten,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Dats sonder trou, met lang berou, in vleyschelijcke lusten.Ga naar voetnoot40
|
|