Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| |
LXXXV Klaegh-Liedt
Stem: Van d'Engelsche Fortuyn
Edele siel verheven, groots en schoon,
Die u cieraet en huysingh stelt te toon,Ga naar voetnoot2
Voor 't brave volc van ongemeen verstant,Ga naar voetnoot3
Dat u aenbidt, als Goddin van ons Lant.
5[regelnummer]
Gheluckich, ach! gheluckich zijn de lien,
Die u schoonheyt gestadich moghen sien:
Niet salich slecht, maer heylich was de dach,Ga naar voetnoot7
Doen ick u geest eerst door syn vensters sach.Ga naar voetnoot8
Diens Godlijckheyt heeft my terstont ontroertGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
En uyt zyn troon mijn siel tot slaaf vervoert,Ga naar voetnoot10
Ja gants berooft, daer en bleef niets in mijnGa naar voetnoot11
Als d'yle romp of d'uyterlijcken schijn.Ga naar voetnoot12
Mijn siel-loos lijf dat eerst te voorschijn quam,
In 't Graefrijck groot vermaerde Amsterdam,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Leyt nu geschept recht voor de schans, en beeft,Ga naar voetnoot15
Vermits myn siel so arm in't Tessel leeft.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 302]
| |
Wat ist of elck het schip-rijck Eylandt prijst,Ga naar voetnoot17
Myn arme siel en wert daer niet gespijstGa naar voetnoot18
Als slechts met sien: oft nauwelijcx ter nootGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Met water brack, en sober daeglijcx broot.
De Vader grijs, den grooten Oceaen:Ga naar voetnoot21
Komt ongevraecht myn schip aen stucken slaen:Ga naar voetnoot22
Daer is geen hoop! ick wend' 't wel vande wal,Ga naar voetnoot23
Maer ick ben laes! aldaer ick sterven sal.
25[regelnummer]
Een ander lijt schip-breuck van gelt en goet,Ga naar voetnoot25
Dan ick laet meer, ick laet haer myn gemoedt,Ga naar voetnoot26
Tijd'lijcke schat daer geef ick weynich nae,Ga naar voetnoot27
Want siel verlies is wel de grootste scha.Ga naar voetnoot28
Daer sinck ick del, gebooren is myn tijdt,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ick raack mijn siel, mijn lijf, mijn leven quijt,
Helaes! ick smoor, mijn adem gaet so flauw,Ga naar voetnoot31
Van anxst en sorgh, syn nu mijn hayren grauw.
Ghy Visschers die de dooden pluyst op 't strant,Ga naar voetnoot33
Vindt ghy mijn lijf geworpen op het landt,
35[regelnummer]
Wascht my van 't sant, en graeft my inden schoot,Ga naar voetnoot35
In 't Tessel self, de oorsaeck van mijn doot.
| |
[pagina 303]
| |
Vint ghy mijn rif, of d'uyt gebrande asch,Ga naar voetnoot37
Soo 't yet ghelijckt van dat ick voormaels was,
En brenghdy 't voor niet datelijck by heur,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Soo sal mijn geest staech waaren voor u deur.Ga naar voetnoot40
Goddinnen rijck van't schreyer hoec en Ty,Ga naar voetnoot41
Verhaelt myn doot aen al de werelt vry,
't Sy waer ghy treckt, het sy met schip of vloot,
Vereert myn lijck ten minsten met een schoot.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Velt-Nymphjens die tenBurrich op de plaetsGa naar voetnoot45
Te samen singht u deuntjens met de Maets:Ga naar voetnoot46
Ghedenckt myn doot, gedenckt myn groote pijn,
En hoe dat ick verscheyden doch moet syn.Ga naar voetnoot48
|
|