Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 285]
| |
LXXX Aen Ian Iacobsz Visscher, Schilder en Glaes-SchryverGa naar voetnoot-
Stemme: vanden xxiiij. Psalm, De aerd is onses Gods voorwaer, &c.
Die op het Rus-land stil,Ga naar voetnoot-
Leyd zijn vernoeghde leven,
VVerd dees brief (so God wil)Ga naar voetnoot-
In eygen hand gegeven.
Met vriendt die God bewaer.Ga naar voetnoot-
V vraegh ontfaen, gesien, bedacht,Ga naar voetnoot1
Heeft in een twyffel my gebracht,
Die schielijck stoof in mijn gedachten:
Te weten, of ick uwe kunst,
5[regelnummer]
Of uytgenome goede gunstGa naar voetnoot5
Voor 't grootst sal oordeelen en achten.
Cort om, ick wil pluymstrijcken niet,Ga naar voetnoot7
't Is gulle gunst 't geen ghy hier ziet,
Geen diep verstant noch schrand're spreucken,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Maer ondervinden, niet uyt waen,Ga naar voetnoot10
Dan seecker weten, en verstaenGa naar voetnoot11
Van waere en van valsche breucken.Ga naar voetnoot12
| |
[pagina 286]
| |
Waerom het Eglentiertjen, ach!Ga naar voetnoot13
Niet bloeyt gelijck het voormaels plach?
15[regelnummer]
Is Vrundt u vriendelijcke Vrage:
De meeste mangel die ick weet,Ga naar voetnoot16
Dat is: dat elck zijn plicht vergeet,
Want niemant wil den ander dragen.Ga naar voetnoot18
Dies d'Eendracht vlucht nu voor de twist,
20[regelnummer]
De Eenvoud' voor de schalcke list,Ga naar voetnoot20
De oude trouw is gantsch gebroken,
De Liefde van de kunst is sieck,Ga naar voetnoot22
Of yver-loos; door spijt of pieckGa naar voetnoot23
En wert gedicht noch rijm gesproken.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Daer d'Overheyt niet wel en staet,Ga naar voetnoot25
En d'ongeregeltheyt toe-gaetGa naar voetnoot26
Van bengels woest, en grootse gecken,Ga naar voetnoot27
Daer ellick voert het hooghste woort,
Daer niemandt doet als hy behoort,
30[regelnummer]
Daer moet het al ten quade strecken.Ga naar voetnoot30
Dies wertmen wette-loos, en slof,Ga naar voetnoot31
De goede zeden raecken of,Ga naar voetnoot32
En die't hem schoon te recht wil moeijen:Ga naar voetnoot33
Die wert beguygelt en belacht,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Gelastert, en smaedlijck veracht,
Hoe sou den Eglentier dan bloeijen?
| |
[pagina 287]
| |
Heeft yemant nu een Spel gemaeckt,
Daermen (doch lachend' niet) aenraecktGa naar voetnoot38
Met moeyten, en met rijdt verliesen,
40[regelnummer]
Alsmen de rollen dan uyt-deelt,
Den een die wrockt, d'ander krackeelt,
Elck souse selfs wel willen kiesen.
And're brengen haer rollen weer.Ga naar voetnoot43
And're willen niet spelen meer.
45[regelnummer]
't Valt swaer veel hoofden te besturen,
And're willen, en kunnen niet,
Zo hier geen beterschap geschiet,Ga naar voetnoot47
Zo mach ons Rijck niet langer duren.Ga naar voetnoot48
Ghy Princen rijck van goed verstant,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Die 't Eglentiertjen hebt geplant,Ga naar voetnoot50
Wilt inden noot niet van ons wijcken,
Mijn Vriendt, God geef u blije rust,
Laet ons te samen, als't u lust,
Met stichtingh geest'lijck Reden-rijcken.
De feylen die, helaes! op onse Kamer groeijen,
Heb ick, met krancke kunst, bewesen en geseyt,Ga naar voetnoot-
Nu wacht ick, van mijn Heer, op dese vaers bescheyt,Ga naar voetnoot-
Dan sal de Reden-Rijck in ware Liefde bloeijen.Ga naar voetnoot-
't Kan verkeeren.
| |
[pagina 288]
| |
Hier siedy 't werck // van een jong Klerck,Ga naar voetnoot-
Doch 't is uyt jonst gheschreven,Ga naar voetnoot-
Soo ghy hier siet // 't geen u verdriet,
Mijn slechtheyt wilt toe-geven.Ga naar voetnoot-
V vriendt blijft al zijn leven
G.A. Bredero.
|
|