Groot lied-boeck

[p. 277]

tekstkritische noten

LXXVI Liedeken

De blijdscap komt van mijn:¹
Een yeder juyghd van vreughd,
Een woningh vande pijn³
Is, laes! mijn jonghe jeughd.
Ay! hoe bochten mijn gedachten // wild⁵
Om d'ontrouw die ick doe,⁶
Ay Hemel! al mijn klachten // stild,⁷
't En quam by my niet toe.⁸

Speelt, springht, en quinckeleert,
Vervrolijckt, u verblyd:¹⁰
Myn droevigh hart begeert
Wat vryheyd, en wat tijd.
Ay! hoe bochten mijn gedachten // wilt
Om d'ontrouw die ick doe,
Ay Hemel! al mijn klachten // stild,
't En quam by my niet toe.

Besadight u, mijn hart,¹⁷
Hoe holdy dus ontoomt?¹⁸
Helaes! van enckel smart
't Gesicht van tranen stroomt.
Ay! hoe bochten mijn gedachten // wild
Om d'ontrouw die ick doe,

LXXVI
In 1622 blz. 105-106. In vs. 1 het eerste woord in romein kapitaal met grotere initiaal D. De tekst komt ook voor in Bredero's Griane, vs. 1592-1627, als lied van de prinses.
In de vzn. 7 en 15 is // toegevoegd.

1 van mijn: door mij, om mij; nl. wegens het huwelijk van Griane met Tarisius.

3 pijn: smart, verdriet.

5 bochten: woelen.

6 ontrouw: nl. jegens Florendus, haar vroegere geliefde, van wie zij een kind verwacht.

7 stild: kalmeer, maak stil.

8 't En quam by my niet toe: het is niet mijn schuld.

10 u verblyd: verblijd u.

17 Besadight: kalmeer, kom tot rust.

18 ontoomt: tomeloos, zonder teugel.

[p. 278]

 

Ay Hemel! al mijn klachten // stild,

 

't En quam by my niet toe.

 

 

25

De leckernye soet,

 

Die, proevende, vermaeckt,²⁶

 

In mynen mond als roet,

 

Of bitt're galle smaackt,

 

Ay! hoe bochten mijn gedachten // wild?

30

Om d'ontrouw die ick doe,

 

Ay Hemel! al mijn klachten // stilt

 

Ten quam by my niet toe.

 

 

 

De blije sang en spel,

 

Luyd-klagend' in mijn oor,

35

My dunckt dat ick seer hel³⁵

 

Mijn Lief daer suchten hoor.³⁶

 

Ay! hoe bochten mijn gedachten // wilt!

 

Om d' ontrouw die ick doe,

 

Ay Hemel! al mijn klachten // stilt

40

Ten quam by my niet toe.

 

 

 

De lieffelijcke Lucht,

 

Dat is my niet dan stanck,

 

De Reuck die and'ren helpt,⁴³

 

Die maackt my flauw en kranck,⁴⁴

45

Ay! hoe bochten mijn gedachten // wilt!

 

Om d' ontrouw die ick doe,

 

Ay Hemel! al mijn klachten // stilt

 

Ten quam by my niet toe.

26 proevende: als men ze proeft; vermaeckt: genoegen doet, aangenaam is.

35 hel: duidelijk.

36 Mijn Lief: nl. Florendus; vgl. vs. 6.

43 Reuck: geur; helpt: dienstig is; aan bepaalde geuren schreef men een zuiverende werking toe.

44 flauw: krachteloos, slap.

[p. 279]

 

Ick doe niet dan ick suf,⁴⁹

50

Afwysich, schuw, en koel,⁵⁰

 

'k Heb in mijn Man geen puf,⁵¹

 

Noch lieffelijck gevoel.⁵²

 

Hoe bochten mijn gedachten // wilt?

 

Om d' ontrouw die ick doe.

55

Ach Hemel! al mijn klachten // stilt,

 

Ten quam by my niet toe.

49 niet dan ick suf: niets anders dan piekeren.

50 Afwysich: afwerend, stuurs; schuw: eenzelvig; koel: onverschillig.

51 mijn Man: nl. Tarisius; geen puf: geen trek.

52 lieffelijck gevoel: een gevoel van liefde.