Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
LXXV Liedeken
Stemme: Het daget uyt den Oosten, &c.
Waer vlucht ghy Liefde henen?
Waer streckt de loop dus heen?Ga naar voetnoot2
Wat proefdy nu u beenenGa naar voetnoot3
En wack're vlugge le'en?Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Of u schichten moordadigh,Ga naar voetnoot5
En genadigh?Ga naar voetnoot6
Treet vry so ghy wilt treden,Ga naar voetnoot7
En gaet vry-moedigh voor,
Ick schrije in u schreden,
10[regelnummer]
En stappe in u spoor,
Al soud' ick tot de Polen,Ga naar voetnoot11
Met u dolen.
Ick volge sonder vreesen
V wreet, en soet gesicht,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dat sal mijn Noord-Ster wesenGa naar voetnoot15
En 't licht dat my verlicht,
Myn bolwerck hooch verheven,Ga naar voetnoot17
Ia mijn leven.
| |
[pagina 274]
| |
't Sy ghy het windigh Oosten
20[regelnummer]
Of 't luwe Westen kiest,
'k Salt my geduldigh troostenGa naar voetnoot21
Hoe seer't int Noorden vriest,
Als onse twee LichamenGa naar voetnoot23
Blyven t'samen.
25[regelnummer]
De vlam-vierige linieGa naar voetnoot25
Of 's middaegs heeten brandt,
Noch 't Zuyen, noch Oostinie
Dat warme Sonne-landt,
En sal my niet af schricken
30[regelnummer]
Maer verquicken.Ga naar voetnoot30
Als ick maer mach aenschouwen
Dat blinckend Starrelijn,Ga naar voetnoot32
Dat licht van alle vrouwen,
Wiens klaerheyt schoon van schijnGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ick nimmer kan genaken
Noch aenraken.
Ach! klaerheyt hel, en heyligh
Die sacht is, en so soet
Mijn waerde vryheyt veyligh,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Dus rooft uyt mijn gemoedt:Ga naar voetnoot40
Ach! geeft mijn weer mijn krachten,
En gedachten.Ga naar voetnoot42
| |
[pagina 275]
| |
Want dit lief-oogen, wijsenGa naar voetnoot43
Dit locke-broodt, dit aesGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Kan my niet langer spijsen
Yet beters wensch ick, laes!
Hoe wel 't my in droefhedenGa naar voetnoot47
Stelt te vreden.
Mijn hartje woeldt in lusjes,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
En snackt vast in zyn grondtGa naar voetnoot50
Na die soet-sape KusjesGa naar voetnoot51
Van u beminde mondt,
Daer ick wensch aen te kleven
Al mijn leven.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Om so mijn lust te blussenGa naar voetnoot55
Aen u, o mijn Vriendin!
Met een gesuyckert kussen.
Maer wondert u mijn Min?Ga naar voetnoot58
Ick soeck naer 't geen de Goden
60[regelnummer]
Selfs na vloden.Ga naar voetnoot60
Komt ghy my niet bespoelenGa naar voetnoot61
Met uwen adems vocht,
Noch desen brand verkoelen;
Voorseker, Lief, ick mochtGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Wel op de aerde sacken,Ga naar voetnoot65
En verswacken.Ga naar voetnoot66
| |
[pagina 276]
| |
Ick ben, laes! die haert-stede:Ga naar voetnoot67
Ghy 't vier dat mijn verteert:Ga naar voetnoot68
Ach! ghy kund uyt mijn smedeGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Het geen dat ghy begeert.
Helaes! ick sal ontmenschenGa naar voetnoot71
Wildy 't wenschen,
En in een beest verkeeren,Ga naar voetnoot73
Of heel te niete gaen,
75[regelnummer]
Gevoel, en spraeck ontberen,
En sonder reden staen;Ga naar voetnoot76
Ist dat ghy weer mijn klachten
Wilt verachten.
Ach! hebt dan mede-lyen
80[regelnummer]
Heylige vriendschap soet,Ga naar voetnoot80
Met mijn begeerlyck vryen,Ga naar voetnoot81
Met mijn verliefd gemoed,
Wild mijn siel met den uwen
t'Samen huwen.
|
|