Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
LXIX Loff-Liedeken
Stemme: Aenhoord doch mijn geklagh, ghy Ruyters, &c
O Roem van Amsterdam!
O Trots van alle Steden!
O Hooft-tack van u Stam!
O Dochter! die daer quamGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Van Phoebus! en die namGa naar voetnoot5
U voedsel uyt de vlamGa naar voetnoot6
Van zyne Godd'lijckheden.
O Schoon! ja Sonne schier,
Die mildelijck laet dalen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
U jonsten, goedertierGa naar voetnoot10
Op my, u Dienaer hier,
Met sulcken soeten swier,
Dat ick brand van een vier
Geboren uyt u stralen.
15[regelnummer]
Wanneer u klaerheyd grootGa naar voetnoot15
Met blixem, en met blaken
Haer voor mijn oogh ontbloot:Ga naar voetnoot17
Ick schaem mijn in mijn doot:Ga naar voetnoot18
't Hart word so kouwt als loot:
20[regelnummer]
Nochtans een bloosend' root
Dringt door mijn wang' en kaken.
Als ghy (o mijn Vriendin!)
U levendige lichtenGa naar voetnoot23
| |
[pagina 259]
| |
My slaet ter zielen in,
25[regelnummer]
So schrickt mijn hart en sin:
Doch met een lieve min,
Door dien ick groot bevin
De kracht van u gesichten.Ga naar voetnoot28
O kracht! die alle kracht
30[regelnummer]
Mijns lichaems kan verplanten!Ga naar voetnoot30
Van waer komt u die macht?
Of heeft u Venus, sacht,
Wt het kleed vande nachtGa naar voetnoot33
Twee Starren schoon gebracht
35[regelnummer]
U hooft tot Diamanten?Ga naar voetnoot35
O Licht van onse Tijd!
O Gloor voor duysend Eeuwen!Ga naar voetnoot37
O Glans, gebenedijd!
Wie u siet, hem verblijd,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
En werd zijn selven quijt:Ga naar voetnoot40
Att'lanta werd gevrijdGa naar voetnoot41
Van Hollanders en Zeeuwen.
Wie dat u eens aenschouwt,
En kan de dood niet vresen:
45[regelnummer]
Maer werd moedigh en stouwt,Ga naar voetnoot45
Om met u in het Wouwt
Te loopen, ick vertrouwtGa naar voetnoot47
Hadd' ick 't bekoorlijck gouwtGa naar voetnoot48
Ick sou verwinner wesen.
|
|