Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
LXIII Liedeken
Stemme: Poolsch Amanje, &c.
De lieve, waerde, soete MeyGa naar voetnoot1
Die toont haer vruchten menigerley,Ga naar voetnoot2
En pronckt haer op so hups en frey,Ga naar voetnoot3
In 't lieflijck groen gekleed:
5[regelnummer]
Mijn ooghe dien ick vluchtigh drey,Ga naar voetnoot5
Sien uyt de hard' en schrale cley,Ga naar voetnoot6
En grasigh groeysaem, vette wey,Ga naar voetnoot7
Daer 't hong'righ vee van eet,
Het dorre Bos // seer haestelijck begos,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En schielijck bewos // vol bladeren en MosGa naar voetnoot10
Wt d'aerde kout // dies 't waerde WoutGa naar voetnoot11
Is duyster van 't beblaerde hout
Dat sich soo wild verspreedt.
Denckt hoe 't de schoone Mey verciert,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Die haer so lustigh went en swiert,Ga naar voetnoot15
En ons so rustigh send en stiertGa naar voetnoot16
Haer gaven onbeloont,Ga naar voetnoot17
Kijckt hoe hy 't velt met bloemtjes ciert:
Siet hoe 't gevoghelt en 't ghediert
| |
[pagina 239]
| |
20[regelnummer]
Vermenighvuldight en vermiert,Ga naar voetnoot20
En hoes' alle dingh verschoont:Ga naar voetnoot21
Haer jonste soet // stoote wy mette voet,Ga naar voetnoot22
Namen wy in 't goed // gelijck sy 't ons wel doet,Ga naar voetnoot23
Wy verghelden, siet // te selden yet,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
T'onrecht mach zy ons schelden nietGa naar voetnoot25
Voor ondanckbaer van gemoed.
Langs 't waterigh moras en poel,
Onder de frissche schaduw koel
Ontvluchtmen Son en hette swoel,
30[regelnummer]
Die 's somers vinnigh steeckt:
D'een kiest het Bosch, d'ander de Doel,Ga naar voetnoot31
Den derden die mijd het ghewoel,Ga naar voetnoot32
Voorts deur naturelijck ghevoel
Is tot grooter brand verweckt,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Wt oorsaeck, want // de Minne somers brantGa naar voetnoot35
Heftigher dan 't // 's winters, na mijn verstant:Ga naar voetnoot36
Dat breeder is // soo 't weder is,Ga naar voetnoot37
De mensch die swack en teder isGa naar voetnoot38
Van gemoed en ingewant.
40[regelnummer]
Ey siet; het vrolijck versch gewas
Van 't dierbaer kruyt, schoon bloemen, gras,
En hoord der honden fel ghebas,Ga naar voetnoot42
| |
[pagina 240]
| |
Vervolghen 't inde vlucht
't Wilde Swijn, 't Hart, of Das:
45[regelnummer]
Hoe slingert de Jagher met zijn tas,Ga naar voetnoot45
En 't water schijnt als spiegel-glas.Ga naar voetnoot46
De mensch, 't geboomt', en lucht,
Ey siet toch, siet // hoe daer de wey-man schiet,Ga naar voetnoot48
De visscher vanght niet // de hanghelaer heeft yet,
50[regelnummer]
De valckenier // met valcken hier,Ga naar voetnoot50
Ey siet; hoe dat zijn schalcke dierGa naar voetnoot51
Die voghels hoogh bespiet.
Jeughdighe Mey, Princes vermaert,
Ghy verquickt 't herte seer beswaert,
55[regelnummer]
Ghy verquickt out en jong bejaertGa naar voetnoot55
Door u bevalligheyd soet,
Ghy doet dat het gheveughelt paert,Ga naar voetnoot57
Ghy maeckt datmen rijd of vaert
In plaets daer wullips of bedaertGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
De soete malligheyd doet.Ga naar voetnoot60
O Meye eel // u deughden zijn so veel,
Ick noemer maer een deel; Laets' andere noemen heel,Ga naar voetnoot62
Die meerder zijn // gheleerder zijn.
Seer garen ick verneder mijn
65[regelnummer]
Onder hooge Gheesten waert.Ga naar voetnoot65
|
|