Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
LXII Bruylofts-Liedt
Stemme: Ghy lodderlijcke Nimphen soet, &c.
De reden door de Tijd bevijnd,Ga naar voetnoot1
Dat niets so vreemt alhier verschijnd,
Noch immer is verschenen,
Of't streckt om te vereenen.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Natuur heeft alles wel beschickt,Ga naar voetnoot5
Der dinghen wesen soo verstrickt,Ga naar voetnoot6
Vermaeghschapt aen de Vrede,Ga naar voetnoot7
Door eendrachtige zede.
Hoe stribb'ligh, oock nochtans vergaert,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Vyer, Water, Lucht, de swarte AerdGa naar voetnoot10
Door onderlinghe krachten,Ga naar voetnoot11
Haer al tot paren trachten.Ga naar voetnoot12
De Visschen inde wilde Zee,
En 't geyle menigh-formigh Vee
15[regelnummer]
Dat joockt al na den ander,Ga naar voetnoot15
En menght sich met malkander.
| |
[pagina 237]
| |
Den over-hooft van al 't gediert,Ga naar voetnoot17
De Mensche, met vernuft verciert
Door harts-tocht, en beweghen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Tot minnen is geneghen.
De Wereld souw haest ydel zijn,Ga naar voetnoot21
Ten waer de lieve-leyde pijn,Ga naar voetnoot22
Die wy soo tochtigh voelen,Ga naar voetnoot23
In onse herten woelen.
25[regelnummer]
Ghy Bruygom hebt oock wel gesmaecktGa naar voetnoot25
Hoe dat de min de herten raeckt.
De Bruydt kan 't oock getuyghen,
Hoe hy ons sin kan buyghen.
Gaet aen, gaet aen, geliefde Lien,
30[regelnummer]
Ter plaetse daer 't ghevecht sal schien,Ga naar voetnoot30
Daer niemand van u beyden
Sal roepen om te scheyden.
Gaet dringht twee zielen in een lijf,
En komt dan uyt als Man en Wijf,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En weest so de voor-beelden
Van ons verhoopten weelden.Ga naar voetnoot36
Be-yvert doch soo desen staet,Ga naar voetnoot37
Op dat de Wereld niet vergaet.
Blijft ghy In liefde bloeyen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Gods heyl sal u toe-vloeyen.
|
|