Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
LVII Nieuw Liedt
Stemme: O Keyserlijcke vrouw! verheven en ontsien, &c.
In twijffel en met schreumt soo hef ick op dit liedtGa naar voetnoot1
Beducht zynde voor schant, en of ick wil of niet,
Ondek ick hier myn liefd, 't welck my de schaamt ontraat,Ga naar voetnoot3
En een raet-rijck opmerck beschut ons voor veel quaet.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Beschut ons voor veel quaet een raet-rijcke opmerck,
Wat sal ick dan bestaan in dit mijn sinn'loos werck?Ga naar voetnoot6
Och! sal ick? ja, ick moet haer klagen in myn noot,
Soo ick myn noot verswijch ick wert een wisse doodt.Ga naar voetnoot8
Ick werd een wisse doot soo ick myn noot verswijgh,
10[regelnummer]
Soo klaagh ick dan op hoop dat ick noch troost vercrijghGa naar voetnoot10
Van die my heeft ghewont, van die my heeft gheraackt
Met haer omsichtich ooch, dat my haer volgher maackt.Ga naar voetnoot12
Dat my haer volgher maeckt met haer omsichtich oogh
En haer eerbare deucht, ick opentlijck verboochGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Hoe ick met al myn hert vernedert legh en kniel,
En draech myn af Goddin in't binnenst van myn ziel,Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 218]
| |
Int binnenst van myn ziel draech ick myn af Goddin
Om noodt van wederliefd', ick aldus klachtich bin:Ga naar voetnoot18
Myn lieve Angneets Dei! ten hanght niet op myn borst,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Maer pronckt staegh in myn hert daar sy niet in bemorst.Ga naar voetnoot20
Daer sy niet in bemorst maer pronckt staagh in myn hart
Dese afgodery, daar ick in ben verwert,Ga naar voetnoot22
Dit is myn soetste vreucht die in myn sinnen speelt,
De liefde van myn lief, myn alderliefste beelt.
25[regelnummer]
Myn alderliefste beelt, verkoren Koningin,
Princesje van myn ziel, Bevoochster van myn sin,Ga naar voetnoot26
Versteurt u daer niet in soo ghy mijn sotheyt merckt,Ga naar voetnoot27
Maar denckt dat liefd en min somtijts veel grillen werckt.Ga naar voetnoot28
|
|