Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
XXXVI Bruyd-Lofs-Gedicht, Ter Eeren
| |
[pagina 148]
| |
Gheeft dy de swackheyt toe van u lieve Mannin,Ga naar voetnoot23
Soo sal de eene jonst de ander brenghen in,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
So sal uyt d'eene deucht veel and're deuchden vloeyen:Ga naar voetnoot25
Soo sal de goedheyt Gods, u doen In liefden bloeyen.Ga naar voetnoot26
Soo sal de seghen rijck van voorspoet, en van vree
Den Heer u voeren t' huys: God is de liefde mee;Ga naar voetnoot28
Verschoont uyt liefden dan des anderens ghebreken.
30[regelnummer]
Maer wildy juyst een saeck, of een gul-hertich sprekenGa naar voetnoot30
Doorkloven tot een hayr, versteurt van bloet en breynGa naar voetnoot31
Soo ist begrijp wel groot, soo is u liefde kleyn,Ga naar voetnoot32
Soo suldy uyt u huys, de vrede gantsch verjaghen,
Soo krijghdy in haer stee de tweedracht, met haer plaghen
35[regelnummer]
Van ongheluck, van ramp, van laster, quaet-vermoe:Ga naar voetnoot35
Tot wien de Bulle-back stracx licht sijn fackel toe.Ga naar voetnoot36
Dus kan ick u gheen goedt, ghelieven, meer aenprijsen
Als dat ghy wilt u plicht elckanderen bewijsen,
Ghelijck als ghy verstaet uyt 'tGoddelijcke woord
40[regelnummer]
Dat ellick Christen mensch sijn echt-Ghemael behoort:Ga naar voetnoot40
T' is buyten mijn beroep hier over disch te preeckenGa naar voetnoot41
Doch ist my niet verboon somwijls wat goets te spreecken,Ga naar voetnoot42
Maer hier by jonghe lien besonder by de wijn,
Ten dunckt my waerlijck niet dat het sal willen zyn;
45[regelnummer]
Dies ick my nechtelijck, en gantsch eerbiedich keereGa naar voetnoot45
Tot u, ons Bruydegom, die in u hoochste eere
In dese Bruylofts-feest nevens u speelknechts sit,Ga naar voetnoot47
| |
[pagina 149]
| |
En blaackert u int oogh van't bastert bruyne gitGa naar voetnoot48
Van u ghekroonde Bruyt: de welcke, ick van varrenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Bekranst sie met een krans van tintelende starren:
Haer Maaghdelijcke kroon, wiens goude lovers fijn
Een glans gheeft an het dof en droeve Roosmarijn,Ga naar voetnoot52
Ghevlochten, en gheswiert door het gheswinde sling'ren
Van u speel-maechden schoon haer ted're langhe ving'ren,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ay siet Heer Bruydegom hoe dat de Bruyt al prijckt,
En hoe steel-wijs dat sy u syelinghs an-kijckt,Ga naar voetnoot56
Al loer-ooghent ter sluyck om 't vollick te bedrieghen,Ga naar voetnoot57
Dan 'k sie dijn oogen soet wel lonckend' overvlieghen:Ga naar voetnoot58
Met lieffelijcke list. o Minnelijcke vondt!Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Hoe snackt haer heete hart, hoe veynst haar wijse mondt,Ga naar voetnoot60
De Alderliefste lust die ghy't saam met verlanghen
Soo dickmael hebt ghewenst in dese staat t' ontfanghen;Ga naar voetnoot62
Die blyde tijdt ghenaeckt van u ghewilde wensch,
Die meest begheerde vreucht ter wereldt voor de mensch.
65[regelnummer]
O meer als noem'lijck goedt! voor die u recht verkoosenGa naar voetnoot65
En bruycken op syn maet, ick dool, sien ick niet bloosenGa naar voetnoot66
De Lely-witte Bruydt? ter Silver-blancke kropGa naar voetnoot67
En stijghen anders niet als roode-roosen op,
Die tusschen vel en vleys vast vlammende doordringhen
70[regelnummer]
En schild'ren wangh' en kaack, ô watte wond're dinghen!Ga naar voetnoot70
Het dommelt sich in een, haer effen voor-hooft glatGa naar voetnoot71
| |
[pagina 150]
| |
Heeft van dees hooghe verf een aartjen oock ghevat.Ga naar voetnoot72
Ick raas in myn verstant in dien men niet kan lesenGa naar voetnoot73
Al de bevallicheen in haer aanminnich wesen,
75[regelnummer]
Siet nu de schoonheyt an, die ghy wel eer soo preest,
Doch is haer lichaem schoon, noch schoonder is haer gheest,
Die blinckende steeckt uyt, meer als ick kan versierenGa naar voetnoot77
Van d' edelheyt haars ziels bevallighe manieren,
Met deftigheyd bedaart, niet reuckeloos, noch wuft,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Let hoes' haer woortjens kleynst door 't seeffje van 't vernuft,Ga naar voetnoot80
En hoe sy alle dingh ten orber kan besteden,Ga naar voetnoot81
Tot nootdruft en tot nut, 't blijckt by d' ervarenthedenGa naar voetnoot82
En d'ondervindingh selfs, versocht soo menich IaerGa naar voetnoot83
Int raadelyck voorsien, waer het van noode waer.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Vergheeftet mijn Vrouw-Bruydt al gae ick niet beschryven
V deuchden teenemael die onghenoemt noch blijven,Ga naar voetnoot86
Door overvloedt van stof: of door ghebreck van kunst
Mits ick my niet ghenoegh, na grootheyt van mijn gunst.Ga naar voetnoot88
Speel-meysjes! wildy niet het Bruylofts-bed bereydenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Daer ghy ons waarde Bruydt ghesint zijt heen te leyden?
Bestroyet doch met palm, met Tuyltjes, en met groen
Ghelijck als men ghewendt na lands-wijs is te doen,
Verciertet op 't verweenst met loovers en met bloemen,Ga naar voetnoot93
Met sulcken aardicheyt als ick u niet can noemen;Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Ghy weet dat selver best: of is het al beschickt?Ga naar voetnoot95
Ick sie wel 't is al klaar, sy het my toegheknickt.Ga naar voetnoot96
Ghenooden rijst wat op, Speel-nootjes tijdt doch heenenGa naar voetnoot97
En helpt de droeve Bruyd haer maaghdom doch beweenen.
| |
[pagina 151]
| |
Gaet volcht nu het ghebruyck van onse maachden t'saart:Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Maer diese dus verliest die heeftse best bewaart:Ga naar voetnoot100
Dus is het noodeloos te schreyen of te schreeuwen,Ga naar voetnoot101
Knoopt Bruyd'gom met u Bruydt De Langhe draat der eeuwen,Ga naar voetnoot102
Door teelen van de vrucht en vreughden, langh verwacht,
En boet u lusten wat voor 't eynde van de nacht,
Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Op dat ghy na-maels meucht met blijdtschap noch aenschouwen
Van u lien voortghebracht veel Schoone Mans en Vrouwen,
Die ghy door onderwijs alsoo voor-leven meucht,Ga naar voetnoot107
Dat sy voorts wassen op als spruyten van u deucht
Dat gun u Israels-Godt! dien ons allen wil gheven,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Na dees Bedroefde tijdt het blyde, eeuwich leven. Amen.
|
|