Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
XXXIV Der Goden WaertschapGa naar voetnoot-
Stemme: Sal ick langher met heete tranen, &c.
Laetst als de Goden bancketeerden,
En lurckten vanden Nectar soet,
So s' over disch juyst redeneerden
Van 'smenschen alderhoochste goet,
5[regelnummer]
D'een sprack 't waer lust // d'ander t' is rust,
D'een sprak 'twaer lust // doen sey den God Jupijn
Waer toe dit kibb'len laet ons vrolijck zijn?
'tIs hier een tijt van quinckeleren,
Het aartsche volck woort-twist, en kijft,
10[regelnummer]
Ick wens, en wilt ghy Hemel-heeren,Ga naar voetnoot10
Dat yeder juycht, en vreucht bedrijft,
Viert mijn gheboon // o groote Goon,
Viert mijn geboon // singht, springht, hippelt en lacht
Dit was geseyt, gehoorsaemt, voorts volbracht.
15[regelnummer]
De salen die als sonnen bloncken,
Waren terstonts met vreughd vervult.
Als sy haer meugh hadden ghedroncken,Ga naar voetnoot17
En haer wel sat hadden ghesmult:
Hier gingh den een // daer lach de geen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Hier gingh den een // daer Venus met haer pol,Ga naar voetnoot20
De Nortsche Nydt steegh uyt haer helsche hol.Ga naar voetnoot21
Haer fel vergift heeft sy gheblasen
Door den vergulden Hemel wijdt:
| |
[pagina 144]
| |
De Goden buys raeckten aen 't rasen,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Aen 't wrocken, voort aen twist, aen strijdt,
Want Pluto bits // heeft met een krits,Ga naar voetnoot26
Want Pluto bits // heeft Cupido verleemt,Ga naar voetnoot27
Sijn booch en Pylen hy hem al beneemt.
De Musen die met Phebo songenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
En Pallas, met den Bloedt-God Mars,Ga naar voetnoot30
Sijn al vermeestert en bespronghen,
Van den drie-hoofden Cerb'rus bars:Ga naar voetnoot32
Men sloecht al doodt, 'twas kleyn of groot,
Men sloecht al doot // de Moeder vande minGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Heeft weynig (of schier gantsch geen) leven in.
De Sulpher-Vorst die leert nu minnen,Ga naar voetnoot36
Met woorden van silver en gout.
De deucht noch eer, noch ed'le sinnen
Sijn niet geacht van jongh noch oudt:
40[regelnummer]
Is 'thoer, of dief // 't is even lief,
Is 't hoer, of dief // sijn sy versien van gheld,
Sy werden voor den vromen nu ghesteld.Ga naar voetnoot42
Daermen een Hemel plach te bouwen,
Daer vestmen nu een droeve Hel,
45[regelnummer]
Dat doen sy die om 't ghelts wil trouwen,
Een lompen loer, of leelijck vel,Ga naar voetnoot46
Dies maeckt de droes // de kop hun kroes,Ga naar voetnoot47
Dies maect de droes // selden tijt sonder strijt,Ga naar voetnoot48
Daer d' ander als in't Paradijs verblijt.Ga naar voetnoot49
|
|