Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
XVI Van Dieuwertjes Vryer
Stem: Meester Clement ghy vuyle vent, etc
Dieuwer is verlieft (by get)Ga naar voetnoot1
Op sukken reynen vrijer:Ga naar voetnoot2
Mar s' hetter niet iens op eletGa naar voetnoot3
Hoe slim dat hy sen bienen set,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ghelijck en kreup'le Snijer.Ga naar voetnoot5
Wangt asse mar sen asingt siet,Ga naar voetnoot6
Sy kander niet uytkomen:Ga naar voetnoot7
Sy weet dan van haer selven niet,
Sy staet wannier heur dat gheschiet
10[regelnummer]
Al waer sy op enomen.Ga naar voetnoot10
Dan Dieuwertje je hebt jou reen,Ga naar voetnoot11
Die jou daer toe andrijven,
Je siet op zijn volmaeckte leen:Ga naar voetnoot13
Die ick van boven tot beneen
15[regelnummer]
Na 't leven sal beschrijven.
Sen hayr dat is as sulver grijs,
Sen asingt daer beneven
Dat is so rongt, wijnt-hongts gewijs:Ga naar voetnoot18
Ist dat icket niet genoech en prijs,
20[regelnummer]
Dat moetje myn vergeven.
| |
[pagina 89]
| |
Sen veurhooft is ghebult seer hooch,
Gien schilder souwt soo maken:
Daer by het hy ien slincker oogh
Dat is hiel leep en selden droogh,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Gheboort met root scherlaken.Ga naar voetnoot25
Daer toe het hy een groote Neus
Vol Parlen en Robynen,
Op het fatsoen van Heyntje Peus:Ga naar voetnoot28
Van veruw is sy hiel glorieus,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Miest uyt de karmosynen.Ga naar voetnoot30
Sen kneveltjes staen hum so schots,Ga naar voetnoot31
Steyl boven sen propre monckje,Ga naar voetnoot32
Die hy ierst stijfden mit wat snots:Ga naar voetnoot33
Nou kyck hy deur de hayrtjes trots
35[regelnummer]
Recht as en Ys-langs honckje.Ga naar voetnoot35
Sen lippen sijn veur al niet swack,
En zyn Trompetters wanghen,
Die staen soo stijf, so straf, soo strack:
Men souw met soo een Bulleback
40[regelnummer]
Wel ionghe nickers vanghen.Ga naar voetnoot40
Sen kinnetjen is so wel edaen:Ga naar voetnoot41
En waer het niet vol puysten,
Men souwer klauwen op of slaen:Ga naar voetnoot43
Mar isser yemant om begaen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die slaetse plat met vuysten.Ga naar voetnoot45
| |
[pagina 90]
| |
Het ongse Diewer dan gien recht,Ga naar voetnoot46
Dat zy leyt al heur sinnen
Op dees verweende moye knecht?Ga naar voetnoot48
Ick bidje (vrienden) datjet seght,
50[regelnummer]
Wie souw hum niet beminnen?
Wangt (siet) hy het mar ien gebreckGa naar voetnoot51
An al sen lijf, en leden:
Dat mier is, 't is ien hoddebeck,Ga naar voetnoot53
Een lompe loer, ien groote geck
55[regelnummer]
Van boven tot beneden.
Mar Diewer die is wijs en vroet,
Niet vleesschelijck noch biestigh;Ga naar voetnoot57
Sy lieft sen vleys niet, noch sen bloet,
Mar s'is genegen tot sen goet:Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Bemints' hum dan niet giestigh?Ga naar voetnoot60
|
|