Groot lied-boeck

[p. 59]

tekstkritische noten

VI Twee-spraack van Twee Buur-Wyven

A.

Lieve kyeren wat en deun?¹
Lieve kyeren, etc.
Styve Pietje Stayl-oors seun³
Die sel de Bruygom worden.

N.

Wat segje van die snarre Teun,⁵
Neemt zy die slechte Jorden?⁶

Die kraftige Teun, dat spytig vel,⁷
Die kraftighe, etc.
Jemeny moer, ia wel, ia wel,
Ick binder in verwongdert:
Hoe komtse an die reyn gesel?¹¹
't Is ien giest wat geltet hongdert.¹²

Aalle-buur, ia watje secht!
Aalle-buur, etc.
Hoe raecktse an de moye knecht,¹⁵
Dat dreutsche trotsche Teuntje?¹⁶

A.

Al sin sen klieren wat boers en slecht,¹⁷
't Is al ien weeligh seuntje.¹⁸

VI
In 1622 blz. 9-10. Ook in Geestigh Liedt-Boecxken, 1621. In vs. 1 het eerste woord in romein met grotere initiaal L. - De sprekende personen zijn Aalle en Niesje, aangeduid met A en N.

1 kyeren: kinderen; deun: klucht, zotternij.

3 Stayl-oor: stijfkop.

5 snarre: stuurse, bitse.

6 slechte Jorden: vent van niks; maar de jonkman heet blijkens vs. 31 ook zo.

7 spytig vel: ongenaakbaar, humeurig wijf.

11 reyn gesel: nette vent (ironisch).

12 wat geltet hongdert: wat kosten ze per honderd; dus: naar z'n verstand gezien, is het niet veel zaaks.

15 knecht: jonkman.

16 dreutsche: stugge.

17 klieren: kleren; slecht: eenvoudig.

18 weeligh: rijk, welgesteld.

[p. 60]

 

Niesje-buur, ay kom, hoor hier,

20

Niesje-buur, etc.

 

Hy was tot lange Jaap te bier,²¹

 

Daer quam zy oock aen proncken,

 

In hy was wat op zijn benier,²³

 

Hiel over-stalligh droncken.²⁴

 

 

25

En zy was t'ongenaertigh net,²⁵

 

En zy was, etc.

 

Te euvelijcke mooy: by get!²⁷

 

Tros yemes vande meysjes:²⁸

 

Sy liepen mit in kaar te bedt,²⁹

30

Ick weet niet hoe veul reysjes.³⁰

 

 

 

As Jorden dus met Teuntje lagh,

 

As jorden, etc.

 

Van 's aves totten lichten dagh,

 

Verleckert op dit snoepen,

35

Quam lange Lijs daer op het slagh,³⁵

 

En die begon te roepen:

 

 

 

Bruylift, Bruylift allegaer,

 

Bruylift, etc.

 

Hier leggender twie by in kaer.

40

Al 't Jong spul quam mit kannen⁴⁰

 

Ierst in, soo wees dit ionge Paer⁴¹

 

De saeck an goede mannen.⁴²

21 tot: bij; te bier: om bier te drinken.

23 In: en; benier: manier.

24 over-stalligh: onmatig, buitensporig.

25 t'ongenaertigh: bijzonder, boven mate.

27 Te euvelijcke: ontzettend; by get: bij God.

28 Tros yemes: meer dan iemand.

29 mit in kaar: met elkaar, zo ook vs. 39.

30 reysjes: keer.

35 op het slagh: juist op dat ogenblik.

40 kannen: hierna denke men een punt.

41 Ierst in, soo: zodra zij binnen waren; vgl. blz. 53, vs. 10; wees: verwees.

42 goede mannen: vertrouwenslieden, scheidsrechters.

[p. 61]

 

As Styve Pietjen in 't selsip kam,⁴³

 

As Styve, etc.

45

Hy gaf ien tonne-bier, ien ham,

 

En vyf-en-twintigh koecken,

 

Hier; mag're Marry van Billerdam⁴⁷

 

Die ging de Bruydt daer doecken.⁴⁸

 

 

 

Heer! het stonger so net om 't lijf,⁴⁹

50

Heer! het, etc.

 

Doe dronckme daer so fel en stijf,⁵¹

 

Ja mannen ende vrouwen,

 

Hoe licht komt Jorden an ien wijf,⁵³

 

Hy sel en Sundagh trouwen.⁵⁴

43 Styve Pietjen: de vader van Jorden, zie vs. 3; selsip: gelagkamer, eig. gezelschap.

47 Hier: de ons bekende, je weet wel.

48 doecken: een doek omslaan, met een doek kleden.

49 het stonger: het stond haar.

51 Doe dronckme daer: toen dronk men daar.

53 licht: gemakkelijk, nl. zonder al het gedoe van de familie die zich ermee bemoeit.

54 en Sundagh: aanstaande zondag; trouwen: de officiële huwelijksvoltrekking vond tijdens een kerkdienst plaats.