Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
In 1622 blz. 4. Oorspronkelijke grootte van de plaat, zonder het gegraveerde onderschrift, 11,6 × 16,4 cm. Aangezien de illustratie, in kleiner formaat en in spiegelbeeld, ook al voorkomt in het Geestigh Liedt-Boecxken (Amsterdam 1621; unicum K.B. 's-Gravenhage, sign. 174 G 18) maar zonder het onderschrift, is het weinig waarschijnlijk dat deze berijmde tekst afkomstig is van Bredero zelf.
Wie sal niet vande feest en boerekermis walgen?
Men doeter anders niet als vreten swelgen balgen:Ga naar voetnoot2
Men vedelt springt en danst, men sackpijpt en men fluijt,Ga naar voetnoot3
En eer de kennis scheid soo raekt het mesken uijt.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 47]
| |
II Boeren Geselschap
Stemme: 't Waren twee Gebroeders stout, &c.
Arent Pieter Gysen, met Mieuwes, Jaap, en Leen,
En Klaasjen, en Kloentjen, die trocken t'samen heen,
Na 't Dorp van Vinckeveen:Ga naar voetnoot3
Wangt ouwe Frangs, die gaf sen Gangs,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die worden of ereen.Ga naar voetnoot5
Arent Pieter Gysen die was so reyn int bruyn,Ga naar voetnoot6
Sen hoedt met bloem fluwiel die sat hem vry wat kuyn,Ga naar voetnoot7
Wat scheefjes en wat schuyn,
Soo datse bloot, ter nauwer nootGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Stongt hallif op sen kruyn.
Maer Mieuwes, en Leentjen, en Jaapje, Klaas en Kloen
Die waren e kliedt noch op het ouwt fitsoen,Ga naar voetnoot12
In 't root, in 't wit, in 't groen,
In 't grijs, in 't graeuw, in 't paers, in 't blaeuw,
15[regelnummer]
Gelijck de Huysluy doen.Ga naar voetnoot15
Als nou dit vollickje te Vinckeveen anquam,
Daer vongdese Keesjen, en Teunis, en Jan Schram,Ga naar voetnoot17
En Dirck van Diemerdam,Ga naar voetnoot18
Mit Symen Sloot, en Jan de Doot,
20[regelnummer]
Met Tijs, en Barent Bam.
| |
[pagina 48]
| |
De Meysjes vande Vecht, en vande VinckebuurtGa naar voetnoot21
Die hadden heur tuychje te wongderlijck eschuurt,Ga naar voetnoot22
O se waren so eguurt,Ga naar voetnoot23
Maer denckt iens Fy // had lange Sy
25[regelnummer]
Heur Onger-riem ehuurt.Ga naar voetnoot25
Sy gingen in 't selsip: daar worden so eschrangstGa naar voetnoot26
Gedroncken, gesongen, gedreumelt en gedangst,Ga naar voetnoot27
Gedobbelt en gekangst,Ga naar voetnoot28
Men riep om wijn, het most soo sijn,
30[regelnummer]
Elk Boerman was en Langst.Ga naar voetnoot30
Maer Miewes en Trijntje, die soete slechte sloyGa naar voetnoot31
Die liepen met menkander uytten huys in 't Hoy,
Met sulck geflickefloy,Ga naar voetnoot33
En suck gewroet, och 't was soo soet,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Mijn docht het was soo moy.
Aelwerige Arent, die trock het ierste mes,Ga naar voetnoot36
Tuege Piete Kranck-hooft, en Korzelige Kes,
Maar Brangt van Kaallenes,Ga naar voetnoot38
Die nam een greep, hy kreegh een keep,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Mit noch een boer vijf ses.
| |
[pagina 49]
| |
De Meysjes die liepen, en lieten dat geschil,
Kannen noch kandelaers, noch niet en stonger stil:
Maer Kloens die stack, en hilGa naar voetnoot43
Soo dapper uyt, dat een Veen-puytGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Daer doot ter aerden vil.
Symen nam de rooster, de beusem, en de tangh
En wurrepse Ebbert, en Krelis vuer de wangh,Ga naar voetnoot47
Het goetjen gingh sen gangh,Ga naar voetnoot48
Het sy deur 't glas, of waer 't dan was,
50[regelnummer]
Mijn blyven was niet langh.
Ghy Heeren, ghy Burgers, vroom en wel gemoet,Ga naar voetnoot51
Mydt der Boeren Feesten, sy zijn selden soo soet
Of 't kost yemant zijn bloet,
En drinckt met mijn, een roemer Wijn,
55[regelnummer]
Dat is jou wel soo goet.
|
|