Griane
(1973)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Het tweede deel, tweede bedrijf
tarisiusGa naar voetnoot-
Noch ommegang, noch dienst, noch klachten, noch gesichtenGa naar voetnoot769
770[regelnummer]
Vermurr'de oyt het hart van myn beminde Nichte.Ga naar voetnoot770
Van teere kintsheyt af tot heden op den dagh,
En weet ick, dat sy my oyt vriendelijck ansach.Ga naar voetnoot772
Doch 't sint Florendus hier ten Hove is gekomen,
Heb ick haar batsicheyt veel strengher noch vernomen.Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
Haar Moeder my (wat ist?) wel hartelijck bemindt,
Als ick veracht, ghehaat werdt van (myn lief!) haar kindt.
Al myn eerbiedicheydt, noch myn ootmoedigh spreecken,
Kan van haar stalen hart, gheen lieflijck woordt ontsmeecken.Ga naar voetnoot778
Sy lieft den Vremdelingh, met Minnelijck ghelaat,Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
En 't suer ghesicht, helaes! sy my op off'ren gaat.Ga naar voetnoot780
Een tweeder-hande spijt moet ick Tarisi lijen,Ga naar voetnoot781
Doort oorloch vande Min, en vande jaloesijen.Ga naar voetnoot782
Al valt de Minne my onlijdelijck en wreedtGa naar voetnoot783
De quade Arch-waan, doet my noch meerder leedt;Ga naar voetnoot784
785[regelnummer]
Sy gheeft myn hart gheen rust, gheen vrede myn ghedachten,
Sy doet my 't gheen ick vrees hier inde nacht verwachten.
Te weten, dat haar lief! haar bóómgaart hoogh beklimt,Ga naar voetnoot787
| |
[pagina 157]
| |
De voor-proef van myn anghst, doet dat myn harte krimpt,Ga naar voetnoot788
Mijn lichaam trildt van vrees, myn mondt gaat klipper-tanden,
790[regelnummer]
Het felle swaart, dat sijcht my uyt de slappe handen.Ga naar voetnoot790
't Is best dat ick weerom na myne wooningh treck.
Wat port u blóóde mensch! Tarisi zydy geck?Ga naar voetnoot792
Den boelder van u lief, die moet ghy't so verleeren,Ga naar voetnoot793
Dat hy om 't minne-spel, niet weder hier en keere.
795[regelnummer]
Ghy hebt haar gunst, tot hem, vermerckt: al sweechdy stil.
Van't lijf, hy meester is die't hart heeft tot zyn wil.Ga naar voetnoot796
Ghesellen duyckt hier neer, wy sullen hem beklippen,Ga naar voetnoot797
So ghy Florendus siet, en laat hem niet ontslippen.
frene
Prinsche de dinghen zyn voordachtelijck bereydt,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
De paarden zyn ghesaalt, 't gheselschap ons verbeydt,Ga naar voetnoot800
Buyten de stede by de hóóghe-steyle Linden,Ga naar voetnoot801
Heb ick bevoorrewaart den ander weer te vinden.Ga naar voetnoot802
florendus
Ach Frene! lieve vriendt, myn sorghe boven al
Is dat Gryane noch niet vaardich wesen sal.Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Het voor-spoock beelt myn hart veel vremdicheyts te vueren;Ga naar voetnoot805
Ick vreese ons yet quaadts 't voornemen sal verstueren.
frene
Jaaght om dees ydelheydt u selfs gheen bangheydt aan,Ga naar voetnoot807
't Schijnt dat de duyst're nacht u heel is toeghedaan.
| |
[pagina 158]
| |
Schreumt ghy myn waarde Heer? dits teghen u natuure,Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Ghy hebt myn bloodicheydt wel weten te bestuuren.Ga naar voetnoot810
Hier zyn wy voor de muer
knecht
Móórt! móórt! móórt! móórt! móórt!
Dees schelmen willen 's Keysers Palleys onteeren.Ga naar voetnoot813
florendus
Wackere Frene stout wilt u doch manlyck weeren.Ga naar voetnoot814
grianeGa naar voetnoot-
815[regelnummer]
Hoe swindelt my myn hooft? myn ooghen sien al groen,Ga naar voetnoot815
Wat moghense myn man! myn lief Florendus doen?
kardin
Ach sy besterft als Loodt, en wit als Linnelaken,Ga naar voetnoot817
Wat sullen Suster wy nu met Gryane maacken?
lerinde
Myn broeder helpt my Mevrouwe op het bet,
820[regelnummer]
Loopt int ghedranghe, siet! siet! wat Florendus let.
| |
[pagina 159]
| |
Help! help! Tarisius die 't hooft is opghehouwen,Ga naar voetnoot821
Van 't volck Florendus, die het Hof beróven wouwen.
keyser uytGa naar voetnoot-.
De droeve bootschap van myn ancxstvluchtighe knapen,Ga naar voetnoot823
Verwreckt my uyt de dóót, vant stil, en sorgh'lóós slapen.Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Ick heb ter nauwer nóót het kleedt om 't lyf gheschickt,Ga naar voetnoot825
Vermidts 't gheruste hart so schielyck wert verschrickt
Doort staagh en naar gheroep, van gillen en van schreuwen,
De vaack stoof uyt 't ghesicht met al het huyvrich geeuwen,
Want ick schoot uyt myn slaap doort ysselyck rumoer,
830[regelnummer]
't Grillighe Hofghesin, was strax in rep, en roer,Ga naar voetnoot830
Myn Lyf-wacht seer verbaast na wapens schichtich vloden;Ga naar voetnoot831
'k Heb tot gheleyde haar in alder yl ontboden.
Myn hert van gramschap swelt, myn bloet stycht uyt de teenGa naar voetnoot833
Tot in myn kroese kop, tot in myn swacke leen.Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
Ay snóóde Dochter stout! onkuysche quade Deeren!Ga naar voetnoot835
Hoe dorst ghy dencken doch, u Vader so t'onteeren?
Griane, die my hebt dees valsche treck ghespeelt,Ga naar voetnoot837
Ick sweere by myn kroon dat het seer weynich scheelt,
Dat ick u hóóft, en 't lyf niet scheyde van malkandren,
840[regelnummer]
En stelle u ten tóóch, ten schrick van alle and'ren.Ga naar voetnoot840
| |
[pagina 160]
| |
griane met haar nachtmantel.
Myn Heer, ick bidde u, betuegelt uwen tóóren:
Verdoemt my niet, of wilt myn onschult eerst anhóóren,Ga naar voetnoot842
Myn Vader hebt ghedult, want heb ick u misdaan,
De wreede straffe sal in u believe staan.Ga naar voetnoot844
845[regelnummer]
Maar soo'ck onschuldich ben, oorloft my oock myn voordeel,Ga naar voetnoot845
Besoetelt niet dyn króón met een onsuyver oordeel.Ga naar voetnoot846
keyser
Ach onsalighe, swycht! u vruchteloos onschultGa naar voetnoot847
In desen kercker swart, ghy voorts vernachten sult.
Ick sal u sotheyt hier met kommer doen uytsweten,
850[regelnummer]
Ick sal u leeren so u selven te vergheten;
Met eener die met my heeft loghentaal gheswetst,Ga naar voetnoot851
Daar boven noch myn Neef so schandelyck gequetst,Ga naar voetnoot852
Flucx fortse Ridders kloeck, wilt u knaphandich reppen,Ga naar voetnoot853
Florendus (dien Droch) de wegh te onderscheppen:Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
Ick gaa besichten voort, myn Susterlingh zyn noot,Ga naar voetnoot855
De banghe bootschap my doet vreese voor zyn doot.Ga naar voetnoot856
Florendus en Frene uytGa naar voetnoot-.
Mach yemant wel na spys so lust-gretigh hong'renGa naar voetnoot857
| |
[pagina 161]
| |
Als ick wraackgierich eysch, 't godloose bloedt der Ong'ren?Ga naar voetnoot858
Ick sal Gryane nu gaan halen uyt den hóóp,
860[regelnummer]
Of blyven by ghebreck daar selver inde lóóp.Ga naar voetnoot860
Ick wil t'onwaard' gespuys vermorslen met myn tanden,Ga naar voetnoot861
En slingeren 't ingeweyd om dees myn wreede handen:Ga naar voetnoot862
Want siet een Rasery, vol dolheyt, quaat, en woest,Ga naar voetnoot863
Als een buldrende wint door myne leden roest.Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Wat koude vreese heeft my uyt ghevecht ghedreven?Ga naar voetnoot865
Had ick mijn trouwe ernst verseghelt met myn leven.Ga naar voetnoot866
Helas! Griane lief, ons opset mach niet schien,Ga naar voetnoot867
De wan-hoop tuycht myn hart u nimmermeer te sien.Ga naar voetnoot868
frene
Hoe raasdy dus myn Heer? volbrenght ghy 't sot verkiesen,Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Ghy sult Gryane en u selven oock verliesen.Ga naar voetnoot870
Ick sweere t'past u niet, te dryven dese rouw,Ga naar voetnoot871
Die sulcken heldt niet voeght, maar wel een weecke vrouw.Ga naar voetnoot872
Toont u manhaftigh hert in u droefheyt te decken.Ga naar voetnoot873
Laat ons, laat ons ter vlucht nu na ons volck gaan trecken,Ga naar voetnoot874
| |
[pagina 162]
| |
875[regelnummer]
Wy sullen senden, (soot u haacht) een knecht, die alGa naar voetnoot875
't Verloop na ons vertreck ons over brieven sal.Ga naar voetnoot876
florendus
Ach Frene, ach! ghy spreeckt als een die niet en smaacktGa naar voetnoot877
Myn harts-verkank'rend leet dat myn dus droevich maackt.
Wat mach myn moedigh hart het leyde leven baten,Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Als ick myn waarde lief, moet inde noodt verlaten?Ga naar voetnoot880
Die Eeuwelijcken sal een dóódelyck ghequel,Ga naar voetnoot881
Met pijnen wederstaan, om my dat weet ick wel.Ga naar voetnoot882
Ick sweert! ick liever wil de móórt an my uytvoeren,Ga naar voetnoot883
Eer ick ghedulden souw het dringhende beroeren,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Dat my zal pranghen sterck, so dick, en menigh werf,Ga naar voetnoot885
Als ick 't God'lyck aanschyn of haar bywesen derf,Ga naar voetnoot886
En als ick missen moet, haar lieffelyck ghebieden.
frene
Nu gaa wy, o myn neef! nu, wacker, 'tmoet gheschieden:
So ghy verhoeden wilt u liefs bedroefde staat,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Oft anders ghy sult zyn een oorspronck van haar quaat.Ga naar voetnoot890
florendus
Sal ick myn hartsen-lief verlaten dan so schandich?Ga naar voetnoot891
frene
Ghy en u lief syt doot, vertreckt ghy niet knaphandigh.Ga naar voetnoot892
| |
[pagina 163]
| |
florendus
Ach armen wat verdriet! 't hart twyffelt wat het wilt,
frene
Tis langh ghenoech myn Heer! u schóóne tydt verspilt.
florendus
895[regelnummer]
Ach, straffe Frene! hoe zyt ghy my so vyandigh?Ga naar voetnoot895
frene
Liefd ghy haar leven Heer? soo maakt u stracx uytlandigh.Ga naar voetnoot896
florendus
Ick volch u trouwe raad, God betert! dat is gangh,Ga naar voetnoot897
Om beters-wil, uyt noot, God laat u leven langh.
binnen.
keyserin uytGa naar voetnoot-.
Hoewel de Keyser was so heftich seer verstuert!
900[regelnummer]
Zyn harde ziel wiert dweech, als hy myn sach betruert.Ga naar voetnoot900
En ick my nederwierp voor zyn Majesteyts voeten,Ga naar voetnoot901
Myn vrouwelyck ghebet zyn gramschap wat versoeten:
Doch haar verlossingh ick gheensins verkryghen kost,Ga naar voetnoot903
Maar haar te vanghden heeft hy traachlyck my vergost,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Hy knorde binnens monts, met heymelyck ghepruetel,Ga naar voetnoot905
Doch gaf ten laatsten van de toren my de sluetel.
Ach! dat myn tengher kindt soo teeder opghevoedt,
In een so strenghen plaats besloten wesen moet.Ga naar voetnoot908
| |
[pagina 164]
| |
Dat quelt dit Moeders-hart, met druck, en mede-dóóghen,Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Waar van ghetuyghen zyn myn waterighe óóghen:Ga naar voetnoot910
Al bevend wert myn stem, door 't nocken gants verstopt,Ga naar voetnoot911
't Geluyt smoort inde keel myn schreyend' harte klopt.
Griane, kindt! ach! ryst vande koude aarde,
Myn Dochter; wilt u niet mis-moedigh verontwaarden,Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Over dyns Vaders straf, en hevicheden fel;Ga naar voetnoot915
Die 'k hope door den tydt noch te versachten wel.
Hoe wel des Keysers moet met toren is ontsteken,Ga naar voetnoot917
Ick sal zyn gramschap wel bemurwen, en verspreken.Ga naar voetnoot918
griane
Vrou-moeder weest gegroet, van u ellendigh kindt:Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Die ghy hier buyten schult, in swaare kluysters vindt.Ga naar voetnoot920
Doch t'wylt myn Vader lust dus hart my te kastyen,Ga naar voetnoot921
Ick bent ghenootsaackt dan verdraachelyck te lyen.Ga naar voetnoot922
keyserin
My wondert dochter wat u hebben mach beweecht,Ga naar voetnoot923
Dat ghy de mutse dus op deze vreemde kreecht?Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
U selven ghy vergeet, lichtvaardich doort versmaden,
Van Vaders opzicht goet, en myn voorsichtich raden:Ga naar voetnoot926
En bruyckt door wulpsche min een sinneloose daat,Ga naar voetnoot927
Die dapper bits bestryt, dyn eer, en hooghe staat.Ga naar voetnoot928
Ghy hebt Florendus 's nachts d'incompst van 'thof gaan gunnen,Ga naar voetnoot929
| |
[pagina 165]
| |
930[regelnummer]
Dees schantvleck sult ghy, siet, nimmer afwasschen kunnen.
Tarisij Ridders hem bespronghen noch terstont,Ga naar voetnoot931
Hy keefter twee ghedoodt, en mijn Neef seer ghewont,
Die tot zyn ongheluck het quaat sach dat hy duchten,Ga naar voetnoot933
Den batschen schellem ons door duysternis ontvluchten.Ga naar voetnoot934
griane
935[regelnummer]
Mevrouw, my is tot nu dit onbekent gheweest,
De sinnen van 'tvernuft die keven in myn geest.Ga naar voetnoot936
Een yder ried om strijdt, wat Vader mocht bewegenGa naar voetnoot937
Om sulcken grammen daad? an eygen kindt te plegen.Ga naar voetnoot938
Maar nu ick dese daad met Reden gauw door-kyck,Ga naar voetnoot939
940[regelnummer]
Is het geschiet, helas! tot myn groot ongelyck:Ga naar voetnoot940
Want my was onbewust of hy heeft voorgenomen,Ga naar voetnoot941
Of yemandt anders om in onsen Hof te komen.
Waart dat my eenigh mensch naar hem gevraget hadt,Ga naar voetnoot943
Ick had geantwoort: dat hy ware uyter stadt.
945[regelnummer]
Volgens den oorlof, die hy nam van ons al t'samen.Ga naar voetnoot945
Wat kond'ick (slechte maaghd) van zyn we'er keeren ramen?Ga naar voetnoot946
Och of God wilde dat den Schellem die eerst riep,Ga naar voetnoot947
Stack inde dichte Aard, thien lange spietsen diep.Ga naar voetnoot948
Of dat hy inden grondt der Hellen waar versoncken,Ga naar voetnoot949
| |
[pagina 166]
| |
950[regelnummer]
So waar hem na zyn werck vergeldingh oock geschoncken.Ga naar voetnoot950
Vermits dat hy dit stuck schuyft op dees ionge Prins,Ga naar voetnoot951
Die mogelyck de schult te geven is geensins.
Den Vak'rigen Loer heeft scheemrich mis-gekeken.Ga naar voetnoot953
Want waar't den Vorst geweest, hy had den bloedt door-steecken;Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Gelyck hy waardigh was, 'kvergeeft hem nimmermeer,Ga naar voetnoot955
Die met so vuylen vleck bezoeteldt heeft myn eer.
Dan 'tschiede so het wil, de dóódt die ick gevoeleGa naar voetnoot957
Sal enden, eer yet lang den druck daar ick in woele.Ga naar voetnoot958
Daarom so bid ick; dat myn Vader, noch dat ghy
960[regelnummer]
U niet bekomm'ren wilt, om eenen man voor myGa naar voetnoot960
Te vinden, hy sy wie, of van hoe hóógh gesproten.Ga naar voetnoot961
Angaande 'tVangen-huys daar ick in ben gesloten,
Van alle vrueght ont-erft, ontbloot van lieve lust,Ga naar voetnoot963
Nochtans ick sweert! dat ick dees eenicheyt, en rustGa naar voetnoot964
965[regelnummer]
En oock myn Vaders dwangh, veel liever wil verdragen,
Dan al de Vryheyt soet, die my niet kan behagen.
By ongeliefde Ga, t'onrecht verdacht benyt,Ga naar voetnoot967
Wat heb ick ionge Bloem ter werelt grooten stryt?
keyserin
Ick bid u Dochter wilt niet al te seer mis-noegen,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
De Heer (soo't hem belieft,) sal't al ten besten voegen.Ga naar voetnoot970
De Keyser heeft u lief, al veynst hy hem dus gram,Ga naar voetnoot971
| |
[pagina 167]
| |
De wilde op-roer snel, die iachtich op ons quam,Ga naar voetnoot972
Geboodt hem dit te doen, dits vande zaack de Reden.
Vaart wel, en hoopt in God, nu Dochter zyt te vreden.Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Vaart wel myn Kindt! Vaart wel, myn eygen Vleys en Bloet,
Ick sal des Keysers Hart, en Kiezel-steen GemoetGa naar voetnoot976
Met wiecke tranen blanck, en weemoedige klachten,Ga naar voetnoot977
Door Vrouwelycke kunst, ontlaten en versachten.Ga naar voetnoot978
keyserGa naar voetnoot-
Is al myn Keysers macht vermolsemt, en verniet?Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Is al de vreese wegh, die sy heeft voor haar Vader?
Sy is de straffe waardt, al waar sy noch veel quader!Ga naar voetnoot981
Myn licht quaadt-aardigh Kint, te vele ionst geschiet.Ga naar voetnoot982
Wie sal gehoorsaam nu na-komen myn gebiet?Ga naar voetnoot983
Als my myn Dochter stout met moet-wil gaat versmaden,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Die door eer-loose lust, hoocheyt, noch Eer ontsiet.Ga naar voetnoot985
Daarom Me-vrouw vertreckt, vertreckt u myn Eegade.
Gesanten, ick vermerck dat uwe AmbassadeGa naar voetnoot987
Een lang uyt-stel vereyscht, tot ryp-sinnigh beraadt.Ga naar voetnoot988
Groet uwen Koningh; seght zyn Vorst'lycke genade
990[regelnummer]
De gulle Waarheyt, van dees snelle op-loop quaat,Ga naar voetnoot990
Maar als die door den tydt geslinght is, en besaat,Ga naar voetnoot991
Sal ick zyn Majesteyt de Tydingh laten weten
| |
[pagina 168]
| |
Van 'tvreed'lyck slissen van myn seer beroerde staat.Ga naar voetnoot993
In wat Rust-rycken Ryck heb ick dus lang geseten?
tarisius
995[regelnummer]
Ach! myn Heer Keyser, wilt vergeven en vergeten,
Der Jonge-Lievers brueck, int stichten van op-roer?Ga naar voetnoot996
keyser
O neen! myn gramschap is te seer op haar gebeten,Ga naar voetnoot997
'tGerechte dringht my aan, dat ick de saack uytvoer.Ga naar voetnoot998
tarisius
Myn eygen volck Heer was oorsaack van 't rumoer.
1000[regelnummer]
En vande Nederlaagh, die alhier is bedreven,Ga naar voetnoot1000
Na dat de dóóde bloets de Prinsche dieft op swoer,Ga naar voetnoot1001
Sy stonden haatlyck noch na zyn geliefde leven.Ga naar voetnoot1002
Dies bid ick efter u dat ghy't haar wilt vergeven?Ga naar voetnoot1003
Want die zyn lyf beschermt int minste niet misdoet.Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Sy hebbent wel verdient, die daar zyn doodt gebleven.
keyser
Ick sweert u by myn Kroon! ghy hebt een groot gemoet,Ga naar voetnoot1006
Ghy wilt gheen weder-wraeck, maar wenscht u vyandt goet.
Dus voert de vlugge-Faam u Lof tot inde Wolcken,Ga naar voetnoot1008
Komt Cieraat van myn Ryck! komt Leyt-star van myn volcken.
| |
[pagina 169]
| |
1010[regelnummer]
U hooch eel-hartigh stuck, en ingeboren duecht,Ga naar voetnoot1010
Vermach in my het geen ghy selve wenschen muecht.
Ick schenck u wederom Gryane tot een Vrouwe,Ga naar voetnoot1012
Sy sal met wil, of niet, u door myn toedoen trouwe,
Al weygert sy dus snar, hartneckigh, en eenrints,Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Dan dat sal wel vergaan, sy is noch vry wat kints.Ga naar voetnoot1015
De ionckheyd, en de jueghd die doen ons vaack beginnen,Ga naar voetnoot1016
Het geen wy metter tyt ons schamen in de sinnen.Ga naar voetnoot1017
tarisius
Ick weet u danck myn Oom; Hooch-waarde Edel Heer,
Ick kan dees weldaad gróót vergelden nemmermeer.
1020[regelnummer]
Want siet, myn goede wil verselt geen starckte machtigh,
Dan doch myn danckbaar hart sal't altyts zyn gedachtigh.Ga naar voetnoot1021
chooren
Of den dwarsche mensch al gaat // Snel te raadt,Ga naar voetnoot1022
Met zyn Aartsche wilde grillen,Ga naar voetnoot1023
Tot het laatst of in het endt // hy bekent,Ga naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Niet dan krachteloose willen.Ga naar voetnoot1025
Wat den Hemel eens besluyt // voert hy uyt,Ga naar voetnoot1026
Na zyn wijs en welbehaghen:
| |
[pagina 170]
| |
't Alderspitste kloeck opset // hy belet,Ga naar voetnoot1028
En ontreddert veel aanslaghen.Ga naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
't Gheen de loose werelt gist // dickwils mist,
En wert buyten waan bedroghen.Ga naar voetnoot1031
Het schrander schepsel met verdriet // voelt en siet
Al zyn nietigh onvermoghen.
Die van 't gheluck ghetroetelt is // als een visch,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Die het aas slockt in zyn wanghen,
En verleckert door de kauw // maar blijft gauw,Ga naar voetnoot1036
Ande scharpen Anghel hanghen.
't Ghestoolen beetjen suycker-soet // keert in roet,Ga naar voetnoot1038
Ja in hondert duysent smarten.
1040[regelnummer]
d'Onsichtbaar hoop door valsche schijn // pijnt met pijn,Ga naar voetnoot1040
Die verliefde jonghe harten.
Het aldersoetste soet begin // vande Min,
Manghelt sich in rou ten lesten,Ga naar voetnoot1043
Denckt o mensch! in u ghemoet // wat Godt doet,
1045[regelnummer]
Dat gheschiet tot uwen besten.
Al make wy hier een voorslagh, men vermaghGa naar voetnoot1046
Gantsch niet sonder Godts ghehenghen,Ga naar voetnoot1047
Wat baat o listigh harte stil // u de wil,
Als ghy die niet kon't volbrenghen?Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
An dese twee bedroefde Lien // mooghdy sien:
Een af-treck ghemaalt na 't leven.Ga naar voetnoot1051
Vant vernuft, en 't vlugh ghedacht // maar de macht,Ga naar voetnoot1052
Ons de lieve Godt moet gheven.
| |
[pagina 171]
| |
Florendus die ken-schuldigh vlucht // hoopt en ducht,Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Met een yverich verlanghen,Ga naar voetnoot1055
Gryane die bedroefde Vrouw // sit met rouw,Ga naar voetnoot1056
In een Kercker swaar ghevanghen.Ga naar voetnoot1057
Ghy Prinschen groots verheven hoogh // dit vertoogh;Ga naar voetnoot1058
Wilt met reden over wicken.Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
Hoe de vruecht die hier wat schijnt // so verdwijnt,Ga naar voetnoot1060
Als de blixems lichte blicken.Ga naar voetnoot1061
|
|