Vertaalde gedichten
(1981)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
InleidingIn 1873 verscheen een artikel, waarin terloops een onbekend sonnet van Bredero werd meegedeeld. Daarin stond o.a.: Ghy! die u Lesens-lust, kunt saaden, noch bedwingen
Door-siet dit Spiegel-boeck noyt meer in Duytsch geweest:
In t'welck, ick Leeke-broer, soo slecht als onbevreest,
Heb, met mijn boersche stem, de Fransche-maat gaan singen.
Ghy Rijmers, die met Rijm, mijn Rijmeryen prijst,
Ten Rijmt niet, dat ghy my, maar Telle danck bewijst
Die 't Rijmeloos, my gaf, om Rijmen af te maaken.
Dees Rijmpjes soose zijn, die vindy hier gheprent:
Het gedicht kwam voor in het eerste deel (van een reeks van negen) Tragedische ofte klaechlycke Historien; deze verhalen waren ‘eerst beschreven in Italiaens, ende nu uyt de Françoysche in de Nederlantsche tale over-geset.’Ga naar voetnoot1 De auteur van het artikel had, met het oog op het onderzoek van enkele toneelbewerkingen, een Utrechtse editie van 1649-1650 geraadpleegd. Spoedig bleek dat er oudere uitgaven bestonden en dat in de oudste ervan de titel luidde: Tragische oft klaechlijcke Historien. Overigens vonden deze verhalen toen weinig belangstelling in de Nederlanden. Alleen Te Winkel wijdde er enkele regels aan in zijn Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde:Ga naar voetnoot2 de oorspronkelijke novellen waren van Matteo Bandello; ze werden in het Frans bewerkt door Pierre Boaistuau en vooral door François de Belleforest; deze Franse Histoires Tragiques (7 delen) wer- | |
[pagina 8]
| |
den in het Nederlands vertaald door verschillenden: ‘Marten Everaert gaf van 1598 tot 1601 het eerste en het tweede deel, Isaac de Bert van 1611 tot 1613 het derde, vierde en vijfde, en Reinier Telle vermoedelijk de beide andere. Kort nadat zij in 1646 herdrukt waren, voegde Felix van Sambix er nog twee deelen bij, die novellen van zeer verschillenden oorsprong bevatten’. Ook het sonnet kreeg weinig aandacht; slechts een paar gissingen werden gemaakt.Ga naar voetnoot1 De mededeling van de dichter was nochtans duidelijk: het ‘Spiegelboeck’ verscheen voor het eerst ‘in Duytsch’ en Bredero had hiervoor gedichten geschreven op ‘de Fransche maat’; voor die stukjes had Telle hem ‘'t Rijmeloos’ gegeven ‘om Rijmen af te maaken’: Bredero had dus proza-teksten van Telle ‘berijmd’. Maar zowel de druk-geschiedenis van de novellenbundels als de betekenis van het sonnet riep tal van problemen op. Toch had Bredero waarheid gesproken: in enkele delen van de Tragische Historien staan gedichten van zijn hand, die eeuwenlang onbekend zijn gebleven. |
|