maken in ‘het hol van de leeuw’. Ik schrik van het door de ndp aangewakkerde zwart-witdenken dat mij besluipt. Daaraan toegeven vind ik minstens zo erg. Ik hak de knoop door en besluit te gaan.
Met Joset en een Nederlandse collega arriveer ik bij de vergadering. De tribunes zijn vrijwel vol en de perstafel op de benedenvloer is volledig bezet. We begeven ons naar een plek boven op de tribune, waar een verzameling Nederlandse journalisten zit. Even word ik onrustig van ndpaanhangers om ons heen die, als in een voetbalstadion, zwaaiend hun vlaggen aan lange stokken laten wapperen. Twee persvoorlichters van de ndp hebben mij opgemerkt en smoezen met elkaar.
Intussen houden vertegenwoordigers van wijkressorten beurtelings hun toespraak. Het is wederom een aaneenschakeling van anti-Nederlandse sentimenten en achterhaalde thema's, die het publiek warm moeten houden totdat rond middernacht de ‘Baas’ zijn opwachting zal maken. Het liedje wordt nu wel erg saai.
Opeens schalt door de speakers: ‘Welkom meneer Brave, komt u gerust naar voren en neemt u vooraan plaats, want we zijn een vredelievende partij.’ Na een kort moment van twijfel en enige aanmoediging van collega's maak ik mijn gang dwars door de kleine arena. Als letterlijk het spotlight op mij wordt gericht, is de klucht compleet. ‘Een applaus voor meneer Brave,’ zegt de conferencier. Ik hoor spaarzaam geklap en ergens boe-geroep. Bij de perstafel verzekeren Surinaamse collega's mij met hun blikken en opgestoken duimen dat ik niet alleen sta. Ik weet ook dat het voor hen een morele opsteker is dat ik ben komen opdraven. Van verschillende kanten was me al verontrust gevraagd of ik zou afhaken. Ik neem plaats in het midden van de perstafel, schuin achter Bouterse. Van het lauwe publiek ontvang ik voornamelijk verbaasde blikken.
Voordat hij aan zijn speech begint, laat Bouterse zich omhullen door mist uit een rookmachine en klinkt ‘The