dat de couppoging een scenario van deze regering was.’
Hier word ik van boodschapper tot dader gemaakt. Ik heb toch echt via rtl4 gemeld dat over deze theorie wordt gespeculeerd. Hij weet ook te vertellen dat ik bij de Nederlandse ambassade op de loonlijst sta. Heel onwerkelijk om jezelf zo vogelvrij verklaard te zien worden.
Bouterse noemt mijn naam in een rij ‘abani's van Nederland’, onder wie de mensenrechtenactivisten Stanley Rensch, Ilse Labadie en radioman Johnny Kamperveen. Bouterse, nog immer dictator in hart en nieren, zegt meer abani's bij de dagbladen De West en De Ware Tijd, te kunnen noemen, maar het zo maar te laten. Het is duidelijk: wie niet op voorhand vóór Bouterse is, is tegen hem. De aanval betrek ik al minder op mezelf.
Bouterse probeert het slim te brengen. Na te hebben verklaard dat de problemen waarvoor Suriname staat veel groter zijn dan de partij had ingeschat, zegt hij - zogenaamd het hoofd koel houdend - ‘We hebben dus geen tijd om naar die nonsens van abani Braaf te luisteren.’ Maar intussen is de psychologische jacht onder zijn auspiciën geopend.
Na het bekijken van de band gaan we naar het verjaardagsfeestje van Rickey. Als tienjarige heb ik in een Amsterdamse volksbuurt vaak op kleuter Rickey gepast als zijn ouders in de winkel stonden. Sinds mijn veertiende zijn we elkaar uit het oog verloren. In Suriname kwam ik hem weer tegen. Rickey woont inmiddels zestien jaar in Suriname, is gelukkig getrouwd en heeft twee zoontjes. Hij heeft aan de wieg van de jongerenbeweging van de ndp gestaan. Een jaar geleden feliciteerde ik hem met de presidentsoverwinning van zijn partij. Hij verkeerde in totale extase.
Een beetje onzeker loop ik het erf op, want misschien vindt ook hij wel dat ik zijn leider dwarsboom. Maar ik voel me direct weer goed als Rickey en zijn ouders mij breedlachend ontvangen met abani Brave.