Enkele reis Paramaribo. Terug in Suriname
(2000)–Iwan Brave– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
zo gesloten als een oester. Terwijl president Wijdenbosch er tijdens de belegde persconferentie niet in slaagde de ‘verijdelde couppoging’ ook maar enigszins tastbaar te maken, liet hij twee dagen later in de Nationale Assemblee weten ‘in belang van het justitiële onderzoek’ geen namen en nadere informatie te kunnen geven. En wat schetst ieders verbazing: diezelfde avond doet Bouterse op de staatstelevisie - nog net niet breeduit smalend - alles uit de doeken over de onzichtbare coup en geeft hij als slagroom daarbovenop nog even een rijtje namen vrij. ‘Het zijn goedgetrainde jongens,’ meldt de ‘architect’ van de huidige regering. En over de leider van de samenzweerders zegt hij: ‘Bosnië is geen koekje.’ Ook meldt Bouterse dat hij en andere kopstukken als onderdeel van het plan geliquideerd moesten worden. Aan de hand van quasi-kritische vragen van de interviewer vertelt hij trots hoe de samenzweerders, die al geruime tijd in de gaten werden gehouden, op het verkeerde been zijn gezet. ‘Een coup plegen is één maar een coup houden is wat anders. Rambocus kan erover meepraten.’ Een weerzinwekkende opmerking als je bedenkt dat Rambocus na een neergeslagen tegencoup tijdens het militaire regime van de jaren tachtig zonder vorm van behoorlijk proces op bevel van Bouterse werd geëxecuteerd. Tussendoor haalt hij ook uit naar de media en mensenrechtenactivisten. ‘Nationalist’ Bouterse lapt in vijftien minuten iedereen en alles, inclusief de gevoelens die in Suriname leven, aan zijn laars. Aan het eind van deze journalistieke wanvertoning richt de interviewer zich tot de kijker en zegt hij op een Rondom tien-toon: ‘Dames en heren, ik hoop dat u er nu van overtuigd bent dat er echt sprake van een couppoging is geweest.’ Het proces van het centraliseren van de overheidsinformatie in Suriname is ondubbelzinnig ingezet. Als je twee dagen achter de feiten hebt aangehold, dan voel je je als | |
[pagina 118]
| |
onafhankelijk journalist in je hemd gezet. De koude oorlog tussen Suriname en Nederland woedt overigens niet langer alleen op politiek niveau. Toen ik Bouterse na afloop van zijn laatste persconferentie om een persoonlijk interview vroeg, zei hij geen interviews te geven aan ‘bepaalde’ journalisten. ‘En zeker niet aan u.’ voegde hij eraan toe. ‘Dus u heeft mij al ingedeeld?’ vroeg ik hem. ‘U heeft uzelf ingedeeld,’ antwoordde hij, in het midden latend op grond waarvan. Het nieuws buiten hem en zijn ‘pajongwaaiers’ om zoeken levert ook niet veel op, want de Surinamers lijken niet meer geïnteresseerd in het politieke lot van hun land. De coupkwestie is de afgelopen week eigenlijk geen moment het gesprek van de dag geweest. In geen enkele broodjeszaak of café hoorde ik er iets over. Extra bizar als je weet dat vanuit Nederland gezien, zich donkere wolken boven het land samenpakken. Deze situatie is zorgelijker dan iedere vorm van apathie. Het is als een hartinfarct, waarbij een stukje van het hart al is afgestorven. Tekenend voor de hele sfeer is het antwoord van een medewerkster van een ontwikkelingsstichting, afgelopen maandag, toen ik vroeg wat zij ervan vond dat de president op reis naar Afrika was gegaan, daags na zo'n toch wel dreigende situatie. ‘Ach, als hij zich geen zorgen maakt, waarom zouden wij ons dan zorgen maken? Toen in de jaren tachtig zoiets gebeurde, moest je echt vroeg de straat op wilde je een krant vinden, maar dit keer waren er 's middags nog genoeg kranten te koop.’ Ik besluit een bezoek af te leggen aan oom Frans, die overal binnenwandelt en daarom goed geïnformeerd is. Hij vertelt dat er wel degelijk sprake was van een couppoging, maar als ik op zijn woorden moet afgaan, waren de motieven weinig ideologisch. ‘De jongens zijn ontevreden omdat Bouterse het zeer goed heeft en zij niets hebben,’ zegt hij over de samenzweerders, die grotendeels af- | |
[pagina 119]
| |
komstig zijn uit militaire en ex-militaire kringen. ‘Net zoals Bronswijk het zeer goed heeft en de jongens die voor hem hebben gevochten niets hebben.’ Een aantal van de arrestanten, deel uitmakend van de groep ‘Mandela’, heeft als ‘bloedhonden’ voor het Nationale Leger het ‘voorwerk’ gedaan in de strijd tegen het rebellerende Jungle Commando van Bronswijk. Oom Frans vertelt dat hoofdfiguur Bosnië er ‘zeer ernstig’ aan toe is. Een gebroken rib heeft zijn lever geraakt. ‘Je hebt zelf van Bouterse gehoord hoe goed deze jongen getraind is. Dat is zijn tactiek: al die mannen die goed zijn en zich tegen hem keren, laat hij flink in elkaar trappen. Als je Bouterse wilt uitschakelen, zal je het in je eentje moeten doen. De man heeft zich dusdanig ingegraven, dat als je met wie dan ook over je snode plannen tegen hem spreekt, hij het direct weet.’ Als ik oom Frans vertel over mijn frustratie als journalist, zegt hij: ‘Je weet nu toch zo langzamerhand wel dat in dit land iedereen geld wil zien. Je zal op de juiste plekken de juiste beweging moeten maken.’ Met een grijpende beweging naar zijn broekzak onderstreept hij tot welk pervers niveau dit land is afgegleden.
8 november 1997 |
|