Enkele reis Paramaribo. Terug in Suriname
(2000)–Iwan Brave– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
vensbron hebben leeggezogen. Ze vermagerde sterk en keek steeds duffer uit haar ogen. Het zoogritueel had iets van een groepsverkrachting. De achterpoten werden afgezet tegen de grond en de voorpoten in moeder geplant, alsof ze haar wilden wegduwen. De staartjes kwispelden van genot en gulzigheid. Twee puppy's gaf ik algauw een naam. Tanja omdat zij de kleinste was en een vrouwtje, maar desondanks de dapperste: na een week gromde ze al en kroop lustig rond. Maar ik wil niet nog een teef als waakhond, vanwege de slapeloze nachten tijdens haar loopsheid. Alle reuen uit de omgeving komen tot bloedens toe in de tuin vechten om de eer en laten een onaangename melange van driftgeuren achter. Bullo dankt zijn naam aan zijn afmetingen. Hij is tweemaal zo groot als de rest en zijn vacht is wollig en glanzend. Omdat hij zich het langst van allemaal heeft moeten opladen en in het begin suf aandeed, werd hij ondanks zijn omvang evenmin genomineerd om aan te blijven als waakhond. Maar eenmaal op krachten, ontpopte Bullo zich tot een ware leider. Nu overblaft hij de rest en paradeert hij soms parmantig als een gedresseerd paard door de tuin. Hij oefent zijn krachtpatserij niet alleen op de andere puppy's maar ook op de staart van de twee katers, die ik ooit als kittens langs de weg vond. Gelukkig laten ze hem in de waan dat-ie heel wat is. Binnen een week eiste Bullo zijn permanente verblijf op. In Suriname heeft iedereen een erf, en elk erf heeft een of meer waakhonden. Vooral blaffende. Niet voor niets nam ndp'er Ronald van Ritter vorige maand tijdens een conferentie over de rol van de pers in een ‘democratische samenleving’ de waakhond als metafoor om duidelijk te maken hoe de pers te werk moet gaan. Anekdotisch vertelde hij over een zwarte waakhond die op een erf lag. De eerste persoon die bij het hek kwam, maakte rechtsomkeert. De volgende koos halverwege het erf eveneens eieren voor | |
[pagina 112]
| |
zijn geld toen de waakhond begon te blaffen. De derde persoon liep onbevreesd door. En daaraan diende de pers een voorbeeld te nemen. Toen ik Van Ritter - een toespeling makend op het militaire verleden van zijn partij - vroeg wat te doen als die hond in het verleden flink om zich heen had gebeten, antwoordde hij: ‘Het lijkt mij niet raadzaam dat de hond bijt.’ Vorige week mocht de pers opdraven om uit de mond van de Surinaamse jurist Ramon de Freitas aan te horen dat ndp-voorzitter en ex-dictator Bouterse een ‘martelaar’ is, Nederland aan het ‘Bouterse-syndroom’ lijdt en het belastende dossier - waarin hij beschuldigd wordt van grootschalige drugshandel - ‘als een roman’ leest. Tijdens de vragenronde draaide Bouterse de rollen om en poeierde hij de verslaggever van de kritische De Ware Tijd af met een tegenvraag. ‘Waarom schrijft De Ware Tijd leugens, is het een rioolblad geworden?’ Ondanks het gegrom en met het advies van Van Ritter in het achterhoofd, besloot ik door te zetten. Ik leidde mijn vragen in door te zeggen dat De Freitas het beeld van een ‘engel’ had geschetst en uitgaand van zo veel onschuld - en dat Nederland dus vijandig bezig is - vroeg ik of Bouterse de president heeft geadviseerd de diplomatieke banden te verbreken. Ook vroeg ik of hij zich kon voorstellen dat zijn ‘schaakspel’, waarbij hij ‘meerdere zetten vooruitdenkt’, als ‘blufpoker’ overkomt. Van zijn kant wordt immers ook veel gezegd maar niets concreets ondernomen. In het verlengde daarvan vroeg ik of hij zelf niet meedoet aan het ‘criminaliseren van het Surinaamse volk’ door allerlei namen uit het dossier te noemen zonder het vermelden van feiten. ‘Ik weet waarom u mij engel noemt, want ik weet voor welk medium u werkt,’ zei Bouterse. Op de vragen mocht hij van opperjurist Moszkowicz geen antwoord geven. Na afloop werd ik opgevangen door aanwezige Bouterse-gezinden. ‘Omdat je iedere supermarkt in en uit kunt | |
[pagina 113]
| |
lopen, stel je zulke nonsens?’ beet een van hen me toe met een flinke dosis haat in zijn ogen. Samen met zijn kornuiten maakte hij openlijk intimiderende toespelingen. Zo stelden ze voor mee naar buiten te gaan, waar ze me ‘vragen zullen leren stellen’. De directeur van een staatsmedium zei me het liefst een ‘klap in het gezicht’ te willen geven. Hij vond dat ik ‘beledigend’ was omdat ik zei dat ze mij bedreigden. Een kronkel van jewelste. ‘Je hebt journalisten en ratten,’ zei hij over mijn vermeende collaboratie. Later hoorde ik van collega's dat zij mij verdachten van ‘spionage voor de bvd’. Hoe dan ook, ik liep verder het erf op en de waakhonden waren griezelig dicht met hun tanden bij mijn kuiten gekomen. Op het punt waar Van Ritter ongelijk had, krijgt hij uiteindelijk toch gelijk: je zult door moeten lopen. Ook al lijkt op dat moment de bodem onder je voeten weg te zakken.
18 oktober 1997 |
|