kiek te halen. Het zijn mensen die weten wat er in de wereld te koop is, maar o wee als je hun product bekritiseert, dan klinkt het plotseling opportunistisch: ‘Suriname is een derdewereldland.’ Of ik daar wel even rekening mee wil houden.
Mijn broer had zich in Nederland altijd een echte Surinamer gevoeld. Met dat idee remigreerde hij jaren geleden naar Suriname. Hij was een eenvoudige jongen met een lts-diploma op zak. Na drie jaar was hij terug met de mededeling: ‘Die Surinamers zijn echt gefrustreerd. Bij alles wat je doet, hoor je: “Je denkt zeker dat je het beter weet.”’ Ik had te doen met mijn broer, die pijnlijk tot het besef was gekomen dat je na twintig jaar afwezigheid echt geen Surinamer meer bent, hoeveel rijst met kousenband je ook bent blijven eten.
Met mijn broer in gedachten geloof ik ook niet zo in het ‘heel omzichtig’ te werk gaan hier. Het beste is de methode van trial and error, zodat je zo snel mogelijk begrijpt waar je beter wel en niet je energie in kunt steken. Suriname heeft twee dagbladen, maar het land hunkert naar een derde en wellicht een vierde. Dus zie ik vooralsnog niet in waarom ik mijn energie zou moeten steken in het overwinnen van de weerstanden die ik kennelijk bij de twee bestaande kranten oproep.
Nadat ik getipt was over waar ik buitenlandse tijdschriften kon vinden, belandde ik in een winkel, Au Meilleur genaamd, die meerdere geneugten met elkaar combineerde. Het is een soort parfumerie, met een speciale hoek waar wijnen, pasta's en exclusieve groenten als peultjes en broccoli uitgestald staan. De winkel, die vanwege zijn moderne inrichting niet zou misstaan in de Amsterdamse Leidsestraat, heeft als extra service een rek met buitenlandse week- en maandbladen.
Als een junk die te lang op zijn shot heeft moeten wachten, stroopte ik het bladenaanbod af, dat geheel Amerikaans was, waaronder het op de zwarte gemeenschap ge-