Enkele reis Paramaribo. Terug in Suriname
(2000)–Iwan Brave– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
handelingen met de ndp en de Javaanse ktpi zat te draaikonten. ‘Het is niet alleen Bouterse die aan de macht komt maar ook de vhp, en de ktpi, en Suriname kan zich onder de gegeven omstandigheden geen bredere consensus wensen,’ probeerde ik er een positieve draai aan te geven. ‘Suriname snakt gewoon naar verandering; die oude muffe politieke deken moet weg,’ liet ik er wellicht te lichtzinnig op volgen. Normaal kan ik het altijd prima met oom Frans vinden, dit keer viel hij ongekend fel uit. ‘Kom ons niets vertellen,’ siste hij. ‘Jij wil Surinamer zijn en tegelijkertijd Nederlander blijven. Jij zal nooit Surinamer worden, want wat wij hebben moeten doorstaan, heb jij niet doorstaan. Bij alles wat Bouterse doet vallen er doden.’ En om maar meteen al zijn gal te spuwen zei hij over de Surinamers in Nederland: ‘Zij die daar weg willen, kunnen niet en zij die weg kunnen, willen niet.’ ‘Nou, volgens mij zit ik hier nu toch tegenover u aan tafel,’ wierp ik tegen. ‘Ik durf te wedden niet voor lang,’ beet hij terug. Beledigd en kokend van woede verliet ik even later zijn huis. Niet dat ik zo graag Surinamer wil zijn, maar ik ben het spuugzat dat mij te pas en te onpas, op grond van mijn ‘westerse bril’, onomwonden te kennen wordt gegeven dat ik ‘geen recht van spreken’ heb. Surinamers kunnen slecht tegen kritiek van ‘buitenstaanders’, ook al is het opbouwende kritiek. Daarmee plaatsen ze zichzelf buiten tal van universele normen. Zelf kankeren de Surinamers voortdurend over de omstandigheden die hun dagelijks leven frustreren, maar de buitenstaander wordt het daarentegen niet bepaald eenvoudig gemaakt. ‘Alleen een Surinamer of God kan Suriname regeren’, luidt hier een dooddoener. Vaak wordt bij kennismakingen gevraagd: ‘En, wat vind je van Suriname?’ Geef je er een positieve draai aan, dan hoor je: ‘Nou, als ik hier weg kon, was ik allang vertrokken.’ Zeg je waar het op staat, dan word je beschuldigd | |
[pagina 50]
| |
van ‘arrogantie’ en geheel binnen de traditie van de Surinaamse lange-tenencultuur in mootjes gehakt. Obelix zou zeggen: ‘Raar volkje, die Surinamers.’ De volgende dag vroeg ik aan Carla waarom oom Frans mij toch zo wilde raken. ‘Dat moet je hem vragen,’ antwoordde ze. Terwijl ze doorging met het bijharken van het bloemenbed in de tuin, voegde ze er nonchalant aan toe: ‘Wij hebben het persoonlijk aan den lijve ondervonden met die militairen. Vanwege zijn functie bij de politie moesten ze oom Frans hebben. Ze zijn hem komen halen, maar hebben op de verkeerde deur staan kloppen. Hij heeft moeten rennen voor zijn leven en heeft weken ondergedoken gezeten zonder zijn medicijnen. Als hij niet had kunnen vluchten, waren er zestien doden gevallen. Nee hoor Iwan, wij hebben het gehad met deze kerels.’ Wat ik heb mogen meemaken en verslaan is het afbranden van het parlementsgebouw, evenals de scheuring binnen de vhp en het ‘verraad’ van de ktpi die naar het ndp-kamp overliep. Tijdens het verzorgen van beelden voor rtl4 zat ik er letterlijk bovenop toen de macht uiteindelijk inderdaad naar de ndp ging. Deze toch wel historische gebeurtenissen - die als een omwenteling aanvoelden door het korte tijdsbestek waarin zij elkaar opvolgden - deden de betrokkenheid bij mijn geboorteland sneller groeien dan ik had voorzien. In de aanloop naar de presidentsverkiezing hield ik me geregeld op bij het ndp-kwartier. Na meerdere verzoeken tot ‘nadere kennismaking’ werd ik door Ivan Graanoogst - voormalig voorzitter van de Nationale Militaire Raad en nu lid van de verkiezingscommissie van de ndp - uitgenodigd op zijn kantoor. Wachtend op de p.r.-man hoorde ik het een en ander en ik spitste mijn oren. Over het ‘bewerken’ van de meer dan achthonderd Districts- en Ressortraadsleden (dr en rr) die de president moesten kiezen, hoorde ik Graanoogst in staccato tegen een partijgenoot zeggen, terwijl hij wijzend in het luchtle- | |
[pagina 51]
| |
dige een indeling maakte: ‘Groen, geel, rood: dan weet je precies waar en hoeveel energie je erin moet steken.’ Zijn partijgenoot antwoordde: ‘De districten zijn onder controle, maar we kunnen wel wat extra hulp voor Paramaribo gebruiken, daar twijfelen enkelen nog.’ Tijdens een culturele avond traden allerlei groepen - van dansende indianen tot Javaanse kaseko - speciaal op voor de dr- en rr-leden van de Nationale Democratische Partij (‘met de nadruk op nationale’): doodgewone volksmensen, net als die van de andere partijen. Twee oudere vrouwen genoten daarbij zichtbaar van hun portie bruine bonen met rijst. Zij vertolkten het hongerige volk, en ik was ervan overtuigd dat de ndp de volgende dag zou gaan winnen. Graanoogst zei eerder over de ‘verkeerde tactiek’ van de Frontpartijen: ‘Terwijl zij in de radiostudio het onheil over het land afkondigen, staan wij in het veld in nauw contact met de mensen die moeten beslissen.’ Daar stonden ze dan, juichend in een korte rij in de Anthony Nestysporthal, op nog geen meter afstand van mij vandaan. Ze vielen elkaar in de armen nadat de ndp het presidentschap binnen had: het viertal Wijdenbosch, Bouterse en de ‘overlopers’ Mungra en Soemita. Een politiek tegenstander zei daar later over: ‘Wat niet bij elkaar hoort, blijft niet bij elkaar.’ Ik betrapte me erop dat ik lichtelijk meeging in hun vreugde. Het is ook schier onmogelijk je niet mee te laten voeren wanneer je omringd wordt door een publiek dat staat te juichen alsof de wereldbeker veroverd is. ‘Wel, we zullen deze regering een eerlijke kans geven het een en ander te bewijzen,’ zei oom Frans mild, die erbij bleef dat ‘verandering nog geen verbetering is’. Als vanouds informeerde ik hem aan tafel over de actualiteit en vertelde hij mij dingen over het verleden. Het was ontroerend zoals hij nostalgisch zei: ‘We moesten allen voor zevenen binnen zijn. Er was een tekort aan alles, behalve | |
[pagina 52]
| |
aan militaire onderdelen en munitie. En iedere dag klokslag zeven uur claxonneerde iedereen met zijn auto, motor of brommer. Een uur lang geloei door heel Paramaribo. Aanvankelijk wilden de militairen het geclaxonneer een halt toeroepen, maar er was geen houden aan.’
12 oktober 1996 |
|