ringen, met foto's van vrienden, ansichtkaarten en plaatjes met westerse taferelen. In Nederland werd ik vlak voor mijn vertrek een paar keer op Internet geconfronteerd met een uitspraak van Salvador Dalí in NRC Handelsblad: ‘Ieder afscheid is de geboorte van een herinnering.’
Dit sterkte mij bij het afscheid nemen van Nederland. Gesteund door dierbare herinneringen schrijf ik vol energie en weet ik mij omringd door mijn groene hofje in Zorg en Hoop, waar ik rond zevenen word gewekt door de vogels. Bij het zien van het gouden ochtendgloren sta ik dan met een gevoel van ‘pluk de dag’ naast mijn bed.
Tussen het schrijven en het huishoudelijke werk door, loop ik naar de tuin en pluk wat kersen, olijven of een sappige birambi. Ik verheug me nu al op de sapatilles die snel rijp zullen zijn.
Het kost allemaal niets: de zon, de vruchtbomen, de vogels. Een rijkdom die ik des te meer waardeer dankzij het feit dat ik ben opgegroeid in het dichtbevolkte Westen, waar mensen opeengestapeld voortdurend elkaars verblijfsrecht betwisten, en waar je voor elke scheet toeslag moet betalen. Met een toenemende innerlijke rust, die ik niet eerder heb mogen ervaren, doorzie ik het nut van al wat leeft. Zo ruimen de mieren dode insecten en etensresten op. Dus als je niet wilt dat ze binnenkomen, moet je de boel schoonhouden.
De kamrawintjes (kamerwijfjes), transparante reptielen die aan het plafond kunnen kleven, schijten weliswaar op je computer, maar houden de boel wel mugvrij. Ook het feit dat ze irritant tsjilpend hun omzichtige paringsritueel inzetten, neem ik op de koop toe. Oké, als er te veel jonkies naar beneden komen kletteren, haal ik de bezem erdoorheen. Verder is het leven en laten leven.
14 september 1996