rug te nemen. Toen de schildpad hem wees op het risico in de nek te worden gestoken, zei de schorpioen: ‘Hoe kan ik dat doen, dan verdrinken we toch allebei?’ De logica hiervan inziend, stemde de schildpad toe. Halverwege de rivier stak de schorpioen hem in de nek. Wegtrekkend riep de schildpad: ‘Maar schorpioen, nu verdrink jij toch ook?’ Waarop de schorpioen antwoordde: ‘Ik kan er niets aan doen, ik ben nu eenmaal zoals ik ben.’
Na afloop van het gesprek kreeg ik een schouderklopje van Rodgers, dat ik als een kleine jongen die op zijn plaats wordt gewezen met gemengde gevoelens in ontvangst nam. Ik kon hem ‘te allen tijde’ bellen. ‘Privé-nummers, daar gaat het om in Suriname en een goede verstandhouding, want dan bellen die mannen als er iets op til is. Je komt er wel,’ zei een Surinaamse collega bij wie ik troost zocht lachend.
Hoe je er komt als Nederlandse journalist is in gradaties opgesplitst. Toen het parlement daags na de brand voor de presidentsverkiezing was uitgeweken naar de hervormde kerk, golden er strenge voorzorgsmaatregelen. Journalist of niet, je kwam er niet in zonder pasje of ‘wandelkostuum’ - een net pak waarin je je vrijelijk over de vloer mocht bewegen. Terwijl het een Nederlandse televisieploeg haast onmogelijk werd gemaakt te werken omdat de verslaggever een poloshirt aanhad, werden mij mijn vrijetijdsschoenen vergeven. Want ik was toch ergens ook een zoon van het land, en dat scheelt. Wel kreeg ik naderhand bij De Ware Tijd, waarvan ik een tijdelijk pasje had gekregen, te horen: ‘Er zijn klachten binnengekomen over je kleding.’
Ik heb al heel wat opmerkingen over mijn losse manier van kleden te verwerken gekregen. Zo wordt in Suriname bijvoorbeeld alles gestreken, een bezigheid waar ik niet bepaald dol op ben. Op een dag zei oom Frans: ‘We hebben het goed met je voor, we zeggen geen dingen om je te kleineren. Maar je moet een pak laten maken, want zo denken die lui dat je ze niet serieus neemt en dan word je uitgesloten.’