Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– AuteursrechtvrijEnde gaet op de wijse O vlees quaet van manieren.ALs David hoorde ghewagen, Ga naar margenoot+
Dat Saul doen ten tien
| |
[pagina 546]
| |
In den strijt was verslagen
En oock zijn soonen drie
En wat Israel was gheschiet
David maeckte groot verdriet
tis droef daer van te maken een Liet
Ga naar margenoot+ Hoe sijn de Edele Helden,
In Israel soo vergaen
Al die haer teghen stelden,
Die conden zy wederstaen
Ga naar margenoot+ den Boogh Jonathan heeft gewist
dat hy noyt en heeft ghemist
Hoe is hy nu so gevallen opt list.
Ga naar margenoot+ Dat Sweerdt Sauls met spoede,
En quam noyt ledich weer
Vant vette en van den bloede
die hy versloegh ter neer
Hoe is hy dus ghevallen zwaer
Ghelijck als of hy niet en waer
Gesalft met Oly voor den Heere dan
Ga naar margenoot+ Willet niet openbaren
Tot Asklon en tot Gad
Hoe dat thier is gevaren,
Van ons strijtbaer op dat
Die Dochteren der Philistijn
Niet te vroylijck en sijn
| |
[pagina 547]
| |
En verblyden haer op dit termijn,
David die sprack met rauwe Ga naar margenoot+
O Berghen van Gilboa
Op u en komt noch Dauwe
Noch Reghen vroech noch spa,
Want op u sijn de Helden fijn
Verslagen in doots ghepijn,
dit klaegt david met een droef aenschijn
Saul en Jonathan beyden Ga naar margenoot+
die altijd vriendschap haut
Ghy en sijt niet ghescheyden
Tot in der doot benaut,
Lichter dan een Arent snel,
En stercker dan eenen Leeu fel
Hoe sijt gy dus gecomen int gequel
Dochters Israels tsamen Ga naar margenoot+
Weent al wat weenen kan
Over Saul met namen
En zijn soon Jonathan
die u met Rosijn Verwe kleyt?
Proper en in suyverheyt
Gulden Kleenodien hy u bereyt.
Hoe zijn de helden coene Ga naar margenoot+
Afgheslegen den schilt
Het was David te doene
| |
[pagina 548]
| |
Om Jonathan seer milt
Och lieve Broeder sprack hy plat
Van u by sijn was ick noyt sat,
wy hebben grote vreucht samen gehat
Ga naar margenoot+ Door u jonste vol trauwen,
Ons herte te samen hinckt
de reyn liefde der vrauwen,
Al veere te boven ginck
Het is my leet Broeder ydoon
dat ick niet meer tot mynen loon
En mach aenschouwen uwen persoon
Als David segghen hoorde
Ga naar margenoot+ Wat Jabes hadde versiert
Heeft hy als d' ongestoorde
Boden uyt haer ghestiert,
En liet haer segghen doen ter tijt,
Van den Heere ghebenendijt
Ghy alle van Jabes geslachte sijt.
Ga naar margenoot+ Dat ghy naer den betamen
Van Herten seer bedroeft
Haeldet die doo Lichamen
En daer by u begroeft
Godt wil u dat verghelden saen
de weldaet die ghy was bestaen
Aen uwen Coning Saul hebt gedaen
| |
[pagina 549]
| |
Sijt dapper ende coene Ga naar margenoot+
En wel ghetroost daer van,
Waer ghy my hebt van doene,
Ick salt gedincken dan
Die van Juda als nu present
Elck my voor haer Coningh bekent
hier me maect David zijn klage een ent.
Schict u naer den tijdt. |