Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– AuteursrechtvrijOp de wyse: Ist niet een arm leven.
ONstervelick voor desen Ga naar margenoot+
Is den mensche ghepresen
Van Godt int Paradijs // wijs
Gheschapen, soo wy lesen Ga naar margenoot+
Om eeuwelijck te wesen, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 470]
| |
By den Heere propijs.
MAer God hooghe geseten,
Die heeft sonder vergeten,
Ga naar margenoot+ Haer gegeven een Wet // net
Van den boom niet te eten
Daer hyt haer af liet weten
Int Paradijs geset.
LIeten haer haest bepraten
Ga naar margenoot+ Dat zy hebben verlaten
Al door des Duyvels raet // quaet
Gods Wet thaerder onbaten
Van die vruchten zy aten
Dat quam deurt Slangen zaet
EN sijn alsoo gecomen
Ga naar margenoot+ Int verderf en verdomen
Gevallen inde doot // groot
Ga naar margenoot+ Gods Beelt is haer ontnomen
En sagen met verschromen
Ga naar margenoot+ Zy waren naeckt en bloot.
Ga naar margenoot+ IN des doots gewelde
Waren dees al rebelde
Ga naar margenoot+ Gedreven naet besluyt // uyt
Dat Paradijs ten Velde
Aldaer haer Godt vertelde
Met reden overluyt
| |
[pagina 471]
| |
NAer dien dat ghy so nouwe Ga naar margenoot+
De stemme van u vrouwe
Gehoort hebt so sult gy // vry,
Die aerde moeten bouwe Ga naar margenoot+
Met commer en met rouwe,
Daer op geneeren dy Ga naar margenoot+
ALs hy nu totten wyve
Seyde naer den beschrryve
Nu gy die hebt gedaen // saen
Sult ghy met veel catyve,
Tot uwen ongerijve
Dicwils worden belaen.
EN ginc noch voort verclaren
Dat hy huer en den haren
Toe senden hier int dal // sal, Ga naar margenoot+
Veel smerte en beswaren Ga naar margenoot+
Als sy oock soude baren
Dit quam al door den val.
REcht so die Heer oorconde
Met sijn Heyligen monde
Also ist oock geschiet // siet
Die oorsaeck is de sonde Ga naar margenoot+
Dat die menschen te gronde
kommen in groot verdriet.
Ten helpt niet goet geschaepen Ga naar margenoot+
| |
[pagina 472]
| |
Als men hem laet betrapen
Ga naar margenoot+ Vanden benijder boos // loos
Ga naar margenoot+ Want die inde doot slaepen
En gebruyken geen waepen
Tot tegenstant altoos
VVIe hem laet overwinnen
Van buyten en van binnen
Ga naar margenoot+ In dees weerelt verhaelt // praelt
Ga naar margenoot+ Duer vleeschelicke sinnen,
den hoogen moet beminnen
die syn seere verdwaelt.
Ga naar margenoot+ IN die wellust voor oogen
doen veele haer vermogen
Ga naar margenoot+ en brengen tegen twoort // voort:
Ga naar margenoot+ Vruchten die niet en doogen
ijdel is al haer poogen,
alsomen siet en hoort.
Ga naar margenoot+ LEt op den appel schoone
Ga naar margenoot+ Van die Weerelt ydoone
Ga naar margenoot+ die menich ongetoeft // proeft
crijgen selfs in persone
Voor die werken te loone
dat int ende bedroeft.
LEert mercken metten wijsen
Die hier niet verjolijsen
| |
[pagina 473]
| |
dese Werelt als vrient // dient Ga naar margenoot+
Die wort (wie sal hem prijsen)
Gods vyant met afgrijsen
dApostelen belient
EN soect noch vroech noch spade
u eygen Ziele schade Ga naar margenoot+
Om verquisten u deel // heel Ga naar margenoot+
Want God vol van genade
Heeft ons geslegen gade
Als zijn weerdich juweel.
MEt vreesen en met beven,
Moeten wy altijt geven Ga naar margenoot+
Den Heer loff en danck // stranck Ga naar margenoot+
Dat wy ons uyt dat sneven
Gebrocht heeft tot den leven Ga naar margenoot+
Der eeuwicheyt seer lanc.
SOnder Gods liefde reene Ga naar margenoot+
Waren wy al gemeene Ga naar margenoot+
Als gevangen gepast // vast Ga naar margenoot+
In verdriet en in weene Ga naar margenoot+
Want daer en was niet eene, Ga naar margenoot+
Die niet en was belast,
OM ons uyt dat verderven,
Te brengen tzijnder erven, Ga naar margenoot+
Inden Hemel eenpaer // klaer, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 474]
| |
Soo moste Christum sterven,
Eer wy conden verwerven
Ga naar margenoot+ Tleven by hem hier naer
OFt elck wel bedochte
Wat dat Christum al wrochte,
In dese Werelt zwaer // maer
Ga naar margenoot+ Dat verloren hy sochte
Ga naar margenoot+ En uyt liefde hy kochte
Ga naar margenoot+ Ons met zijn bloet dierbaer,
Ga naar margenoot+ NIemant en moet nu klagen,
Ga naar margenoot+ Dat hy die schult moet dragen
Ga naar margenoot+ Wie dat hem hier met vlijt // quijt
En Godt soeckt te behagen
Die moet hem al zijn dagen,
Recht, Schicken naer den tijdt.
|
|