Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrij
[pagina 417]
| |
Op de wyse: Alle die in Syon sijtDAt Rijcke Gods vermaert,
Is by een Net geleken Ga naar margenoot+
Daermen alderley aert
Van Visschen mede treckt
Christus heeft ongespaert Ga naar margenoot+
Tot Visschen onbezweken Ga naar margenoot+
Neerstich vergaert
Syn Jongeren perfeckt,
Die seer subjeckt
Deden naer zyne stem
En ginghen in haer Scholen // sterck,
Deden soo haer bevolen // werck Ga naar margenoot+
Als goede Visschers tem Ga naar margenoot+
Eerst in Jerusalem. Ga naar margenoot+
Want op den Pincxter-dagh Ga naar margenoot+
Waren des Heeren Jongen
Met goet verdragh Ga naar margenoot+
Vergadert minst en meest
Al daer men sach Ga naar margenoot+
Aen haer gedeylde tongen
| |
[pagina 418]
| |
Na Schrifs gewach
Ontfingen zy Gods geest,
Ga naar margenoot+ Seer onbevreest // hebben zy so ick las
Ga naar margenoot+ Voor alle het volck met reden // klaer
Ga naar margenoot+ Christum Jesum beleden // daer
Ga naar margenoot+ Vrymoedich op dat pas.
Dat hy Gods Sone was.
Sy hebben inde Stadt,
Ga naar margenoot+ Des Heeren Net gespannen
waer in zy wat, gekregen met der spoet
Want al die dat
woort Gods vrouwen en mannen
Ga naar margenoot+ Ontfingen rat
Deden oprechte boet,
Ter Zielen behoet
Lieten zy dopen haer,
In den name des Heeren // goet
Ga naar margenoot+ Diet Visschen ooc vermeeren // doet,
Want by drie duysent klaer
Quamen int Net aldaer
Ga naar margenoot+ Hoe recht ende wel
Ga naar margenoot+ Heeft Godt tot zijn bekende
Ezechiel, gesproken hoe dat hy
Ga naar margenoot+ Met goet opstel
Noch visschers wilde senden,
| |
[pagina 419]
| |
Die daer seer snel
Spannen sHeeren Net vry
Van Engeddy tot Eneglaim veer
Sullen staen seer spoedich // frisch
Want daer wert overvloedich // Visch,
Na Ezechiel leer
Als in een groote Meer
Paulus heeft oock gevist Ga naar margenoot+
met dat recht Net des Heeren,
Twoort Jesu Christ, Ga naar margenoot+
Veel menschen gheopenbaert Ga naar margenoot+
Neerstich gewist Ga naar margenoot+
Veel volcken te bekeeren Ga naar margenoot+
Soeckende tbist
Tot huer eeuwich welvaert
Die daer bezwaert
waren met sonde al om
Voor God hadden gesondicht // zwaer Ga naar margenoot+
Heeft hy boete verkondicht // maer, Ga naar margenoot+
Dat Evangelium Ga naar margenoot+
Liep tot Ilyricum Ga naar margenoot+
Lieve Visschers ydoon
Die nu in dese tyden
Des Heeren Net schoon,
In den vrede regiert
| |
[pagina 420]
| |
Ga naar margenoot+ Waecht u persoon
Ga naar margenoot+ Wilt de ondiepten myden
Ga naar margenoot+ Groot wert den loon
Ga naar margenoot+ En ghy tSchip rechte stiert
Maer daer logiert
Den Leviatan quaet,
Ga naar margenoot+ Van daer met goet betrouwen // vliet
Eer ghy hem met benouwen // siet
Op dat hy u niet en slaet
Ga naar margenoot+ Dat 't Net en 't Schip vergaet
Wilt houden goede wacht
Ga naar margenoot+ Siet altijt op de baken
Als ghy inder nacht
Ga naar margenoot+ Om Visschen trecken sult,
Ga naar margenoot+ Op dat ghy slacht
Ga naar margenoot+ Petrus in alle Saken,
Ga naar margenoot+ Arbyt met macht,
Ga naar margenoot+ Dat 'sHeeren Net vervult
Maer die in schuldt
Voor Godt is vonden boos
Ga naar margenoot+ Werpt uyt des Heeren Netten // puer
Eer zy ander besmetten // suer
Ga naar margenoot+ Want zulcke Visschen loos
Ga naar margenoot+ Verderven tgoet altoos.
Ga naar margenoot+ O Visschers exelent
| |
[pagina 421]
| |
Sijt als getrouwe Knapen
sHeeren Net ontrent Ga naar margenoot+
Op dat tot geen termijn Ga naar margenoot+
Geen Visch-dieven blent
U listich en betrapen
Daer deur geschent
Des Heeren net sou sijn Ga naar margenoot+
Met quaden schijn Ga naar margenoot+
Sijn veel Visschen planteyt Ga naar margenoot+
Deur Alxander Coper // Smet Ga naar margenoot+
Die zijn saken seer proper // set
En Philetus arbeyt
Sijn veel Visschen verleyt.
Oock noch Hermogenus Ga naar margenoot+
En Phigallus behendich
Die hebben aldus
Des Heeren Net verscheurt
Sy maeckten flus
Seer veel Visschen afwendich
Al van Paulus
In Asien gebeurt
Maer als ghy speurt Ga naar margenoot+
Int Net een scheure staen,
Haestelick sonder beyden // vroet
De scheur weder toe breyden // moet,
| |
[pagina 422]
| |
Ga naar margenoot+ Als Zebedeus saen
Sijn derder heeft gedaen.
Ga naar margenoot+ Lieve Visschers mijnjoot
Ga naar margenoot+ Als ghy uyt sijt ghevaren
Ga naar margenoot+ In de Zee groot
Ga naar margenoot+ Daer komt tempeest van wint
Dat Schip in noot,
Is vande stercke Baren,
Werpt uyt dat Loot,
dat ghy goe diepte vint
Ga naar margenoot+ Den Kabel bint
Ga naar margenoot+ Aent Ancker vast en sterck,
Ga naar margenoot+ Dats Christus onbewegelick
Ga naar margenoot+ Bewaert u Roer, datst dege stick
Visschers met goet opmerck,
Elck neme waer zijn werck
Ga naar margenoot+ Breeruymers, Kakers dit,
Ga naar margenoot+ Moet ghy ten besten weten
Ga naar margenoot+ Niet leuy en sit
Maer doet u werck met vreucht
Hael Reepers ghy wit,
So ghy sonder vergeten
Met Sout onbesmit
Ga naar margenoot+ De Visschen souten meught
Ga naar margenoot+ Verkondicht zijn deucht
| |
[pagina 423]
| |
Die u geroepen heeft, Ga naar margenoot+
Wt de duyster vlecken // al Ga naar margenoot+
Als Christus zijn Net trecken // sal, Ga naar margenoot+
Dat ghy dan niet en sneeft Ga naar margenoot+
Maer met hem eeuwich leeft. Ga naar margenoot+
Prince seer vailiant, Ga naar margenoot+
Visschers en Visschen tsamen Ga naar margenoot+
Doet onderstant Ga naar margenoot+
Elck ander waer ghy sijt Ga naar margenoot+
Biet elck de handt
Op dat naer den betamen,
Der vreden bant
Verstercke seer subijt, Ga naar margenoot+
Op dat den strijdt Ga naar margenoot+
Door den vrede verslijt Ga naar margenoot+
En dat elck met coragie // fier Ga naar margenoot+
Mach doen zijn Pelgrimagie // hier Ga naar margenoot+
In dese werelt wijt
Soo, Schict u naer den tijdt. Ga naar margenoot+
|
|