Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wyse: Een eeuwige vreucht die niet enDE Heere sal in den jongsten dag Ga naar margenoot+
Alle verborgen saken Ga naar margenoot+
Int licht bringen na Schrifts gewag
En openbarich maken
Elck wort na zijn werck geloont Ga naar margenoot+
De goede werden gekroont
| |
[pagina 276]
| |
Ga naar margenoot+ Daer de quade niet bestaen en mogen
dus vreest den Heer oprecht
Ga naar margenoot+ want hy weet al wat men secht
Ga naar margenoot+ Tis al ondeckt voor zijnen Ooghen
De Creatueren tzy kleyn of groot
Hy weet wat zy versieren,
Ga naar margenoot+ Hy is de Heere, tis voor hem bloot
Ga naar margenoot+ Hy proeft herten en nieren
En hy sagh al deur den Wand
Ga naar margenoot+ Na Ezechiels verstandt
doe zy voor haer Afgoden bogen
De secrete Afgoderien
Ga naar margenoot+ Heeft den Heer al wel gezien
want tis al bloot voor sHeeren ogen.
Tis voor de Heere bloot en ondect
Hy ziet binnen en buyten
Ga naar margenoot+ hoe schalc den mensch is en deurtrect
men kant hem niet onsluyten
Soot bleeck aen Ananias
En zijn Wijf also ic las
Sy quamen tsamen voort met logen
Ga naar margenoot+ Maer God op tselve pas
Ga naar margenoot+ Sagh wel wat int herte was
want tis al bloot voor sHeeren ogen
Symon Magus, na schrifs bedien
| |
[pagina 277]
| |
Merckt hoe hy is gevaren,
Hy liet den Doop aen hem geschien
Met die geloovich waren
Maer soo Petrus seght,
Zijn hert en was niet oprecht,
Maer ongerechticheit was in zijn poogen
Maer God hooge vermaert
Hevet haest geopenbaert Ga naar margenoot+
Want tis al bloot voor sHeeren ogen Ga naar margenoot+
Dwase waren oock gesien
Onder de wyse eersame
Wat sal doch de Lampe bedien,
Oft oock den blooten name
Isser geen Oly bereyt
Oft ghebreeckter tBruyloffs kleydt
Hoe sal ons de Heere verhoogen
En wy niet vernieut en zijn
Maer bedeckt met ydel schijn,
want tis al bloot voor sHeeren oogen
Al heeft hem Sichem om gewent, Ga naar margenoot+
En liet hem oock besnyden,
zijn soecken was de Heere bekent
Twas om Dina ten tyden
In lyden met geklach
Quamense op den derden dagh
| |
[pagina 278]
| |
Hem selven heeft hy so bedrogen
So geveynst doch niet en schijnt
Want al wat den mensch dijnckt,
dat is al bloot voor sHeeren Oogen
Ga naar margenoot+ En die van Laodicia
Ga naar margenoot+ Sy hieten rijcke lieden
maer soo ick uyt de schrift versta
Het had niet te bedieden
Sulc een spreecwoort van haer ging
Haer en behoefde geen ding
Maer den geest quam anders vertogen
Sy haddent qualick ghemaeckt
Want zy waren blindt en naect
Ellendich bloot voor sHeeren oogen
Ga naar margenoot+ Wat hevet den vrient gheprofiteert
Die daer met de genooten
Ter Bruylofft quam ongepareert
Hy was daer uyt gestooten
Ga naar margenoot+ Want de Heere wil doch scheen
Ga naar margenoot+ De Tarwe ent Kaff uyt een
En alle rancken die verdroogen,
Wil hy na Schrifs uytlegh
Af snyden en werpen weg
Ga naar margenoot+ want tis al bloot voor sHeeren oogen
Ons doen is al verloren pijn
| |
[pagina 279]
| |
En ons loopen gelijcke Ga naar margenoot+
Men moet van boven herboren sijn Ga naar margenoot+
Oft wy missen Gods rijcke
maer die op den Heer verwacht,
Die verkrygen nieuwe kracht
Dat zy als een Arent op vlogen
Elck neme hier op acht
En de trage niet en slacht
Want tis al bloot voor sHeeren ogen Ga naar margenoot+
Prince
Prince laet ons in dit besluyt
Den smallen wegh in treden
Den ouden Adam trecken uyt, Ga naar margenoot+
Dooden de aertsche leden Ga naar margenoot+
En sijn begeerlich elckGa naar margenoot+
Na de ongevalschte melck,
Die wy uyt Syons borsten sogen Ga naar margenoot+
En soeckt Gods Rijcke goet
Want al wat den mensche doet Ga naar margenoot+
Dat is al bloot voor sHeeren ogen.
Schict u naer den tydt. |
|