Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wyse: Ie suis du Pays de Surie,
| |
[pagina 193]
| |
Want ick alleen ben over al
diepe in de Zee, en ooc op de droogten
So wijt den Hemel is breet oft smal
Door mijn geschal // elck weten sal
Dat ick met neerstighede
Int aertsche dal // by groot getal
Van volc, ghesocht hebbe een woonstede.
Doen gaf den Schepper van alle dinghen Ga naar margenoot+
Die my geschapen heeft een bevel
Dat ic in Jacob soude gehingen
Een schoon woninge // sonder gequel Ga naar margenoot+
Noch sprac hy snel // tot my seer wel
Op dat ick zulcx verwerve
Israel // met zijn bestel
Dat sal alleene zijn u erve. Ga naar margenoot+
Voor de werelt van aenbeginnen
Ben ic geschapen, dit zeker zyt, Ga naar margenoot+
sal eewich blyven wilt dit versinnen Ga naar margenoot+
Want voor Godt hebbe ick ghedient met vlijt
In groot jolijt // en naer dien tijt,
Om Sion te vercieren
Moeste ick seer wijt // tot haer profijt
In Jerusalem gaen regieren. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 194]
| |
By een geeert volc die op my passen
Ben ic gewortelt seer onbelaen,
en in gods erfdeel hooge op gewassen
Gelyc den Cederboom in Lybaen
En sonder schaen // aen t' water staen
Die pallemboomen groene,
Ooc opgegaen // seer wijt ontdaen
Als Rooseboomen in saysoene,
Ghelyck den Olijfboom seer vreuchdich
Die geplant staet op een vry velt
Gelyc als Cypressen zeer jeuchdich
Op den berch hermon, so schrift vermelt.
Ic ben gestelt // t' zy u vertelt
Als Ahorne ten deele
Ic als een Helt // gaf sonder gelt
Van my een reuc gelijc Caneele.
Ic ben gelyc als die groote eycken
die inder aerden vast staen geplant
mijn tacken connen verre gereycken
dat sy vervullen dat gantsche lant
Vol reucken want // aen elcken cant
Ga naar margenoot+ Als den wijnstoc eersame
Vruchten plaeysant // seer abundant
dragen mijn bloemen seer bequame
| |
[pagina 195]
| |
Comt al tot my die mijner begeeren
versaedt van al mijn vruchten goet
mijn predicatie can niemant deeren
want sy is als honich soet
mijn giften vroet // met overvloedt
Die zijn als honich raten,
comt metter spoet // wie niet en doet
Die quetst sijn siele die my haten
Al die daer van my eten lusten Ga naar margenoot+
sullen noch hongeren meer en meer
Die van my drincken sullen noch dursten
Wie my gehoor geeft tot elcken keer
hoe swack hoe teer // volgen mijn leer
Sullen blyven onschuldich
Van groot verseer // comen ter eer
Al wie my na volgen gehuldich Ga naar margenoot+
Dit is dat Boeck des verbondts verheven Ga naar margenoot+
Met God gemaect // en noch boven
van Moses aen jacobs huys gegeven
Wel te bewaren tot eenen schadt
Daer is soo plat // alt twater nat
De wijsheyt op de bane
met stromen rat // uyt gevloeyt wat, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 196]
| |
Gelyck in den Oegst die Jordane
Daer en is noyt gheen Mensche ghevonden
diese nyt geleert heeft, wat hy began
Haer woordt is dieper dan die afgronden
rijcker dan die Zee wijt int gespan
Daer is geen man // die daer so can
Die wijsheyt uyt gespreken
Altijt voortan // vloeyen daer van
Veel Rivieren en schoone Beken.
Daer met moet ick mijn Cruyden begieten
In mijnen Lusthof seer pertinent
mijn beken als groote waters vlieten
mijn waters worden een Zee bekent
Prophetie jent // die niet en ent
Storte ick uyt onverborgen
Mijn leere went // alomme ontrendt,
So wijt gelyck den lichten morgen.
Prince
Ga naar margenoot+ Princelyck coninc aller heyrscharen
Ga naar margenoot+ Gy zijt van Godt tot wijsheydt gemaeckt
| |
[pagina 197]
| |
En tot verlossinge aller sondaren
Die int verderven waren geraect Ga naar margenoot+
Hoe heeft geblaect // u liefde naect
Onse schult te betalen Ga naar margenoot+
Wie bid en waect // na wijsheyt haect
Salse vercrijgen sonder falen.
Schict u naer den tijt. |
|