Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wyse: Daer waren neghen soldaten
Ga naar margenoot+ DIe knechten die daer weten
Den wille des heeren wel
En niet en doen oft vergeten
Ga naar margenoot+ Die werden hier na gesmeten,
Om dat zy hem sijn rebel.
Ga naar margenoot+ Cost men twee meesters eeren,
Ga naar margenoot+ God en des Weerelts vrient,
Vele souden daer toe keeren
maer den Heer alder Heeren
Wil alleen worden gedient.
Jacobus so wy lesen
Ga naar margenoot+ leert ons met goet verstant.
Wie sweerelts vrient gepresen
| |
[pagina 155]
| |
Hier op der aerden wil wesen Ga naar margenoot+
Moet worden Gods vyandt.
Gods vyant sal ontmoeten, Ga naar margenoot+
die hier haer leven boos Ga naar margenoot+
Voor Godt niet en verboeten Ga naar margenoot+
Die werden onder zijn voeten Ga naar margenoot+
Tot een voetbanck altoos. Ga naar margenoot+
Dus elck moet hem nu voegen Ga naar margenoot+
Naer des Heeren verbondt,
Latet u wel genoegen
Om op het nieuwe te ploegen
Als ghy noch sond'gen kondt. Ga naar margenoot+
Elc magh hem wel besinnen
Dit doet Joannes vermaen Ga naar margenoot+
Die de weerelt beminnen
Zulken loon zullen zy winnen,
Met haer moeten vergaen,
De Heere goedertierich Ga naar margenoot+
Die roept komt al tot my,
Die menschen onmanierich
En sijn daer toe niet vierich Ga naar margenoot+
Om eeuwich te worden vry. Ga naar margenoot+
Maer alsdan komt het ende, Ga naar margenoot+
Dan roept men Heere Godt
Men soeckt hem in d' ellende, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 156]
| |
Maer als den onbekenden,
Ga naar margenoot+ Sullen oock worden bespot.
Noch staet daer klaer gheschreven
Dit dient oock wel bedocht
Ga naar margenoot+ Hadden zy ter merckt gebleven
Men hadde geen loon gegeven
Hadden zy niet gewrocht.
De Heere is soo genadich
Dat hy ons altijdt verschoont,
Ga naar margenoot+ Die maer een ure spadich
En wrochte wijs beradich
Die worden eerst geloont
Die genoot sijn en toeven
Ga naar margenoot+ Te kommen int Avontmael,
Die sullen oock niet proeven
Het wert tot haer bedroeven
Naer Christus selfs verhael.
Ga naar margenoot+ D' een had een Wijf gekregen
D' ander een Acker gecocht,
De derde was genegen
dat zijn jock Ossen te degen
Dan souden sijn besocht.
Ontschuldicht my zy spraken
Ga naar margenoot+ Voor uwen Heere meest
Maer die dus onschult maken
| |
[pagina 157]
| |
En sullen niet geraken
Alst haer belieft ter Feest.
Die dan buyten verlooren Ga naar margenoot+
Sal blyven int verdriet, Ga naar margenoot+
T' ware beter, wilt hooren, Ga naar margenoot+
Als dat hy ongheboren
Waer so Esdras bediet Ga naar margenoot+
Als Christus openbaren Ga naar margenoot+
Sal met syn groot heyrcracht,
Dan sal hy syn Dienaren
Wt seynden, om vergaren
Al het menschelijck geslacht.
Het sal daer al ten fijnenGa naar margenoot+
Vergaderen voor den stoel Ga naar margenoot+
Maer die duyster aenschijnen Ga naar margenoot+
Sullen dan gaen in pijnen Ga naar margenoot+
Want haer deel wert den poel Ga naar margenoot+
Die ander sullen blincken Ga naar margenoot+
Als de Sonne inden Throon Ga naar margenoot+
Want Christum sal haer schincken Ga naar margenoot+
Elck mach dit wel gedincken
Syn eeuwich Rijck ydoon.
Veel weenen, en verblyden Ga naar margenoot+
Sal daer sijn op dien dagh Ga naar margenoot+
Want die vermaledyden Ga naar margenoot+
| |
[pagina 158]
| |
Ga naar margenoot+ Sullen dan moeten lijden
Ga naar margenoot+ Met een eeuwich geclach.
Maer geneuchte en vreuchden
Ga naar margenoot+ Sal haer wesen op 't hooft
Ga naar margenoot+ Die hier leefden in deuchden
Ga naar margenoot+ Als wijnrancken verjuechden
Ga naar margenoot+ In Christo hebben gelooft,
Prince.
Prince dit wel genomen
Vreest God sonder respijt
Ga naar margenoot+ Dat gy met allen vromen
Gods tooren meucht ontcomen
Ga naar margenoot+ Wilt u schicken nae den tyt
|
|