Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wyse: Godt is mynen toevlucht.
Ga naar margenoot+ EEn herte dat Godt vreest
En een gemoet verslagen,
En eenen gewissen geest
Wensche ick u al u dagen,
Ga naar margenoot+ Dat ghy meucht jagen
| |
[pagina 137]
| |
Als Paulus met bescheydt,
Uwen wandel so leyt Ga naar margenoot+
Om God behagen Ga naar margenoot+
Van Christum toebereyt, Ga naar margenoot+
Tot uwer salicheyt. Ga naar margenoot+
Om dit salige deel, Ga naar margenoot+
By Christum te verwerven, Ga naar margenoot+
Moetmen alle geheel, Ga naar margenoot+
T' lichamem der zonden sterven, Ga naar margenoot+
Want het wil zwerven, Ga naar margenoot+
In die zonde publiek, Ga naar margenoot+
Waer deure men Gods rijck Ga naar margenoot+
Sou moeten derven,
Dus vrienden al gelijck
Elck wacht hem van afwijck. Ga naar margenoot+
Afwijck ons niet en dient
Naer dat het is begonnen, Ga naar margenoot+
Daer mede wy Godts vrient Ga naar margenoot+
Nemmermeer sijn en konnen,
Ick wil elck jonnen
Een geloove reyn en vast,
Dat op de liefde past,
Daer door verwonnen Ga naar margenoot+
Mach zijn den grooten last, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 138]
| |
Die op dat vleesch noch wast
Ga naar margenoot+ Dat vleesch vol booser aert
Staet den geest altijt tegen,
So Paulus verclaert,
En is daer toe genegen
Tot cromme sijdwegen,
Daer dat eynde is de doot,
Ga naar margenoot+ Paulus wenste uyt noot
Te zyne ontslegen,
Van die ellende bloot,
Om dat perijkel groot.
Groot is den perijkel die
Ga naar margenoot+ wy vinden op de bane,
Ga naar margenoot+ Wie daer is ons partie
Ga naar margenoot+ Dat is goet te verstaene,
Wel acht te slane,
Ga naar margenoot+ Van ons is noodich dat,
Ga naar margenoot+ Die op den engen pat,
Soecken te gane
Ga naar margenoot+ Naer die Hemelsche stadt,
Ga naar margenoot+ Die vol goets is en schat
Ga naar margenoot+ Den schat die Godt bereyt
Heeft voor zijn uytvercooren
Ga naar margenoot+ Noyt oog (soo Paulus seyt)
En sagt, noch noyt geen ooren
| |
[pagina 139]
| |
En condent gehooren
Noch in noyt hert en quam
Van menschelijcke stam, Ga naar margenoot+
Dat Godt te vooren, Ga naar margenoot+
Bereyt heeft door het Lam, Ga naar margenoot+
Dat ons zonden wegh nam Ga naar margenoot+
Van grooter liefde ydoon, Ga naar margenoot+
En heeftmen noyt vernomen Ga naar margenoot+
Dat Christus selfs Gods soon Ga naar margenoot+
Om ons hier is gecomen, Ga naar margenoot+
Doot en verdommen Ga naar margenoot+
Helle, duyvel verwan Ga naar margenoot+
En broght ons uyt den ban, Ga naar margenoot+
Om niet te schromen, Ga naar margenoot+
Dus looft hem als een Man Ga naar margenoot+
Wat dat daer dancken can. Ga naar margenoot+
prince.
Prince dits voor een slot
blijft in de vreese des Heeren
Blijven wy vast by Godt Ga naar margenoot+
Hy sal niet van ons keeren Ga naar margenoot+
Tot zynder eeren Ga naar margenoot+
Die nieu herboorte claer,
| |
[pagina 140]
| |
Ga naar margenoot+ Die moet by u eenpaer,
Ga naar margenoot+ Altijt vermeeren
Ga naar margenoot+ Dit wensch ick u te gaer,
Voor een salich nieu Jaer.
God de Heere verheven,, die wil ons geven
So daer staet geschreven,, een Godsalich leven
Door Iesum Christum,, t' onsen beklyve,
Dat wy ons bedwingen,, van quade dingen
Met lesen en singen,, mogen overbringhen,
Het jaer van sestienhondert en vyve.
Schict u naer den tijt. |
|