Landgoed(1989)–Anneke Brassinga– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Driet Driet doet verdriet. Ik had een pad. Ernaast een stukje braakland, trouw aanwezig, tegenwoordige en toekomende tijd tegelijk. De bende van de zwarte hand, de boerenbond heeft toegeslagen, sluizen van gier geopend. Een zwarte zee deint in mijn oog: geen tranenwee maar een miljardenzee, neen veel meer, van gele dronken vliegen. Zelden ziet men ze zo vliegen. De wereld kraakt in zijn voegen, een eend kraakt zachtjes in zijn slaap. Een bom driet. Voor de duiten van de boer. Dromen de mestvliegen onder de aarde als de boer ze heeft onder- geploegd met drek en al? Ben ik een vlieg bedolven door verdriet? De hel gaapt naakt als het niet-zijnde, de ontwording. Geef terug mijn stenen en netels voor brood! Was weg, spoel heen. Dr. Br. Kr. Een drama. Duivelse ets op een onbeschreven plaat, braam in de ziel. Zelfs een kromme spijker maakt muziek, Brahms' celli branden lijnen in van fluwelen kracht. Kr. Wie in een braam hapt besmeurt zich met braamrood bloed. Denkend aan Holland zie ik trage gestalten gebogen door het land langs de spoorbaan gaan. Alleen braakland is bezield. Niet voor niets klonk de sprake [pagina 29] [p. 29] op uit een brandend braambos, heilig hart in een haag van stekels. Maar nu? Handen branden van het grijpen, gr, van de moordzuchtige drang, dr, een broodtrommel te maken, br, van de woekering die wij zelf zijn. Mestvliegen, vrolijk parend, dronken van verdriet. Vr? Vreemde eend, vraatzucht. De vrucht zingt in de mond: braam vol Brahms, boers en vroom. Denn es gehet dem Menschen wie dem Vieh. Een boer maakt nu eenmaal geen muziek, hij etst op een beroete plaat. Creëert krioelende dreklijnen waar barstensvolle borsten eertijds rijpten. Rondingen, propjes vol sap in een floers. Pr. Er is iets mis met de r. Hij knijpt alles samen, schept gevangenschap. Een boer is een moordenaar, het hart wordt pas wat als het barst, drab is oneetbare pap. Een letter kan toch niet slecht zijn? Ruis. Heerlijke ruis. Niets aan de hand. Bruis. Brr. Abessinië, Abressinië? Ach, de a is zo harmlos, dat telt niet. Algebra? Door het woord kon ik het niet leren. Borsten zag ik voor me, gevangen in corsetachtige constructies, doorwoekerd en behaard met algen. Dat alles verdronken in tekens, krinkelingen. Of borsten als bleke soepballetjes, hangend in de voorovergebogen halsopening van een witte jurk met een dessin van ingeschroeide strijkijzers. Brandplekken [pagina 30] [p. 30] van verdriet, oud zeer. De mens als bleek bloedhapje. Neen, de r is niet pluis. Hij maakt een hapering tenzij die samenvalt met de stilte voor het woord. In griezel- films wordt veel gekraakt en gebraakt, gekronkeld en gebroken. Ranzig, maar dat is weer mooi, het woord. Waarom? Wellicht is de r niet slecht, eer tiranniek. Z en g geven hem vrij spel, vormen de ruif waaruit hij sprieten trekt, de r het paard dat met hoefgeklop drama's brengt in ons hart: driet verspreidend waarin wij omkomen. Vorige Volgende