Gezelschapsliederen Oud en Nieuw
(1875)–M.A. Brandts-Buys– Auteursrechtvrij
[pagina 49]
| |
Minne-klachtGa naar voetnoot1).1.[regelnummer]
's Nachts, doen een blauw ge - - star - - de kleed
be-deck - ten 't blauw Ge - - welf,
docht my, ik sagh een kind dat kreet,
en 't was Cu - - pi - - do self:
Die sloegh vast sijn ghe - sicht om hoogh,
en klapten in sijn handen,
'Ach! (seyd' hy) ick wil mijn pylen en mijn boogh
van stonden aen ver-bran-den.'
2.[regelnummer]
't Wicht klaegden noch hoe langs hoe meer,
De tranen borsten uyt,
En rolden by zijn wangen neêr;
Het maeckten een geluydt,
Dat 't alder-hardste hart van steen
Sou tranen moeten braken:,
'Ach! (seyd hy) wanneer sal ick het yeder een
Te passe konnen maken?'
| |
[pagina 50]
| |
3.[regelnummer]
'Sien ick eens Harders armoed aen,
En dwing eens Konings kind,
Dat hy, door liefd', nae haer te gaen,
Met al sijn schat begint,
So houd' ick regel, maet noch reên,
Ick kan geen g'lijcke raken:Ga naar voetnoot1)
Maer hoe soud' ick doch het konnen yeder een
Soo nau te passe maken?'
4.[regelnummer]
'Soo ick dan twee gelijcke voegh
In Rijckdom bij malkaêr,
Soo is't: was hy niet rijck genoegh,
Al vryden hy een aer?
Een schoon', hoewel van midd'len kleen?
Soo mocht haer armoed staken:
Maer hoe soud' ick doch het konnen yeder een
Soo nau te passe maken?'
5.[regelnummer]
Voegh' ick dan t'saem twee ongeleerd,
Om 't smalen eens t'ontgaan,
Soo is't: ey siet, dit 's recht verkeerd,
Dees heeft hij nietGa naar voetnoot2) gedaen;
Was nu noch een wijs van hun tween,
Die mocht voor d'ander waken:
Maer hoe soud' ick doch het konnen yeder een
Soo nau te passe maken?'
6.[regelnummer]
'Soo ick dan, dien ick 't wijste ken,
Voegh bij een slechteGa naar voetnoot3) Meyd,
Is't voort: nu heeft een wyse Hen
Een ey in 't Riedt geleyd;
Het geen hy prijst, sal (soo ick meen)
Sijn Wijf wel dapper laken:
| |
[pagina 51]
| |
Maer hoe soud' ick doch het konnen yeder een
Soo nau te passe maken?'
7.[regelnummer]
'Soo ick dan twee geleerde pijn
Te voegen, om een prijs,
Soo is't: dees twee, die sullen sijn
Een yeder een te wijs;
D'een geeft hij 't al, en d'ander geen
Geluck in sijne saken:
Maer hoe soud' ick doch het konnen yeder een
Soo nau te passen maken?'
8.[regelnummer]
'Want, g'lijck die aen den wegh yet boud,
Veel aenstoots leyden moet,
Soo oock den selfden regel houd
't Geen men in 't vrijen doet:
Als d'een seyt jae, seydt d'ander neen,
Elck pooght mijn lof t'ontschaken;
Maer ick denck: hoe soud' ick het een yeder een
Te passe konnen maken?'
9.[regelnummer]
WtGa naar voetnoot1) was 't; midts schoot hy my een pijl
En hy teegh voort op reys,
Hij lachten, dies ick inder ijl
Hem peurdenGa naar voetnoot2) naer sijn vleys,
Maer hy vloogh voor Sint FeltenGa naar voetnoot3) heen,
En liet mijn hart staen blaken, -
'Komt het dus (docht ick), dat ghy het yeder een
Niet kont te passe maken?'
j.j. starter.
|
|