Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Jacob Zeeus]Zeeus (Jacob), geb. te Zevenbergen, 14 Febr. 1686, werd eerst door Arn. Houbraken te Dordr. in het teekenen onderwezen, kreeg daarna in De Klundert zijne opleiding in het landmeten, waarin hij beter slaagde, en was in zijne geboorteplaats notaris en landmeter. Door Pieter Nuyts, zie blz. 561, werd hij geholpen in het werktuigelijke der dichtkunst, kwam in kennis met Poot en de leden van Nil, en toonde in zijne korte loopbaan een sterke neiging tot het satirieke; hij overl. te Zevenbergen, 27 Nov. 1718. Schr.: De ongeblankette wereld, zijn eersteling, waarna hij op aandrang van Nil eene proza-vert. berijmde van het: Derde berispdicht van Juvenalis in Nederd. vaerzen ... en met aentekeningen, Amst. 1710; De Wolf in het Schaepsvel, Rott. 1711, 2e dr., Amst. 1715; Horatius' vierde gezang uit het derde boek, naer onze tyden geschikt en uitgebreit, Rott. 1712. Na zijn dood: Gedichten, Rott. 1721, 2e dr., Amst. 1737; Overgebleve Ged., 2 dln., Rott. 1726, waarin ook zijn trsp. Otho, dat reeds afz. verscheen, Delft 1721. Nadat P.A. de Huybert, zie blz. 381, verklaard had, dat Vondel geen kennis bezat van het tooneel, antwoordde Zeeus met zijn: De Zangberg in gevaar, waaruit de zgn. Poëtenoorlog ontstond, welks gebezigde projectielen als een unieke bundel van 31 stukken berust in de Bibl. van de Mij. der Nederl. Letterkunde. |
|