Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 562]
| |
gesloopte Steenhuis over de kerk, te Etten, Maart 1708. Hij schreef: Admetus en Alcestis, treursp., Amst. 1694, 1720 en 1752; Mengeldichten, achter den eersten druk van genoemd trsp.; Puntdichten, Amst. 1696; De Bredaasche Klio uitdeelende verscheiden Gedichten betreffende de Stad, het Land en de Aangehoorigheid van Breda, Amst. 1697; Vredezang, 1697; Neerlandsch welkomst aan zijne Brittannische Majesteit 1698, Amst. 1698; Hofgezang, beschr. den Valckenberg te Breda, 1700; Op de verovering van de Spaansche schepen der zilvervloot, 1702; hij behoort ook tot de vertalers der hekeldichten van Juvenalis, van wien hij overbracht: Het zesde schimpdicht, zinvolgelyk vertaalt, Amst. 1702; Achtste, 1704; Elfde, 1698 en Dertiende, 1695. In hs. bestaat nog van hem eene Beschrijving van Etten, Leur en Sprundel. |
|