Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Willem Hendrik Jacob baron van Westreenen van Tiellandt]Westreenen van Tiellandt (Willem Hendrik Jacob baron van), geb. in Den Haag, 2 Oct. 1783, stud. te Leid., eerst sedert 22 Nov. 1805, werd twee jaar later, wegens het schrijven van een stukje: Sur les anciens ordres de la chevalerie, historiographe van die der Unie en adj.-rijksarchivaris van het koninkrijk Holland, bleef onder Napoleon buiten ambten, doch bevorderde werkdadig kunsten en wetenschappen, en werd 15 April 1815 met den titel van Jonkheer tot den adelstand verheven, 16 Dec. 1816 tot Ridder gecreëerd, onder toekenning den 9 Jan. 1821 van den titel van baron, en daarna tot lid der Staten van Holland benoemd. Reeds vroeg legde hij zich toe op de kennis van oudheden en bibliographie, bracht groote verzamelingen van voorwerpen uit deze studievakken bijeen, die na den dood van Mr. Johan Meerman, zie blz. 501, bij erflating vergroot werden door diens collectiën. Na een leven van onderzoek, vooral door het doen van reizen en de vruchten daarvan dienstbaar gemaakt te hebben aan de bevordering der wetenschap in ons land, overl. hij in de Hofstad, 22 Nov. 1848. Hij vermaakte zijne verzamelingen met zijn huis in Den Haag tot een openbaar Museum, onder eenigszins vreemdsoortige, maar door wijzer beleid met tot meer toegankelijkheid leidende voorwaarden; het staat onder het hoofdbestuur van den Bibliothecaris der Kon. Bibl., terwijl de Onderbibliothecaris daarvan inwonend eerste opzichter is. Zijne geschr.: afzonderlijk of onuitgegeven in De Konst- en Letterb., Archief voor Kerkgesch., Verh. van het Kon. Instituut of De Tijd, en deels in het Fransch apgesteld, betreffen het vraagstuk van de uitvinding der boekdrukkunst, 's-Grav. 1810, ald. en Amst. 1829, ald. 1833; Konst- en L.bode, 1828, 1801 en 1833, 1847, 1848; de Opgravingen in 't onderstelde Forum Hadriani bij Voorburg, ald. 1826; Recherches sur la langue nationale, ald. 1830; Codex Psalmorum uit de VIe of VIIe eeuw, Kerkh. Arch., 1833 en Nederd. berijming van Psalm 151 in Verh. Kon. Inst. 1839. (Hand. Mij. Ned. Lett. 1849.) |
|