Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Adriaan Pietersz. Verwer]Verwer (Adriaan Pietersz.), geb. te Rott. omstreeks 1655, volgens zijne akte van ondertrouw te Amst. van 19 Maart 1688 toen 33 jaar oud, vestigde zich als koopman te Amst. en werd daar poorter, 2 Maart 1689; hij behoorde tot de Doopsgez. gem., waarin hij van 1697-1702 het diakenschap bekleedde en had eene geletterde opvoeding ontvangen. Schr.: Inl. tot de Christelyke Gods-geleerdheid, Amst. 1698, uitgeg. door M. Schagen, (zie blz. 686), en onder psd. Anonymus Batavus: Idea Linguae Belgicae gramm. caet., Amst. 1707, (2e dr. door den Goeschen rector E. van Driel, Leiden 1783), door hemzelf voor een gedeelte vertaald als: Gemeenschap tusschen de Gothise Sprake en de Nederl., Amst. 1710; Brief aan Adr. Reland tot rekenschap van de Aenmerkingen van Arn. Moonen op dezelve Idea, Utr. 1709; Het mom-aengezicht der Atheïsterije afgerukt, of de wederlegging der zedekunst van Spinoza, 1707. Zijn belangrijke arbeid over zee- en handelsrecht, waarachter het Tractaet van den Raetsheer Q. Weytsen, (De la Ruë, 239), is getiteld: Nederlants See-rechten, Avaryen en Bodemerijen, Amst. 1717. |
|