[Mr. Maarten Verdonck]
Verdonck (Mr. Maarten), meer bekend als Martinus Duncanus, den 10 Nov. 1505 te Kempen in het bisdom Keulen uit geringe ouders geboren, begon zijne voorbereidende studiën bij de Fraterheeren te Nijmegen en toog straks naar Leuven om in het collegie van Standonck ze voort te zetten. Daar won hij het meesterschap in de vrije kunsten, volgde ook de lessen der Godgeleerdheid en ontving den graad van bachelier, werd tot priester gewijd en kwam weldra aan het hoofd van genoemd collegie. In 1541 werd hij door de landvoogdes Maria van Hongarije begiftigd met de pastorie van Wormer (N.-H.), welke hij aanvaardde om daar tevens eene Latijnsche school te openen, waarin vele mannen van naam hun eerste opleiding ontvingen. In Sept. 1550 stelde keizer Karel hem aan om met Franc. Sonnius, Nicolaas de Castro en anderen in Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland de boeken te keuren. In 1558 werd hij door koning Philips bevorderd tot de pastorie van de Oude kerk te Delft, aanvaardde den 23 Juli dit ambt en vestigde den 17 Sept. zich aldaar. In 1569 werd hij deken der ‘Mary-capelle’ in Den Haag. In Juni 1572 uit Delft geweken, werd hij in Sept. van hetzelfde jaar pastoor van Sinte-Katrijne op de Nieuwezijde te Amsterdam en droeg daar den herdersstaf totdat hij in 1578 bij den overgang van Amst. uit de stad werd verdreven. Toen naar Amersfoort getogen, nam hij daar de zielzorg waar tot zijn dood op 16 April 1590.
Van zijn vele werken, zoo in het Latijn als in de moedertaal geschreven, noemen wij hier: Van 't rechte Evangelische Avontmael Christi-Jesu. Antwerpen 1567; Van het nieuwe Sacrificium des Christendoms, Antwerpen 1580; Corte Confutatie ende wederlegghinghe van een fenynich boeck den Byencorf der H. Roomscher Kercken, 1578. De schrijver zelf getuigt van dit laatste werk, ‘dattet buyten mijnen weten ende teghen mijnen wille gedruckt is, anders dan ick 't souden hebben laten drucken. Die tytel of 't opschrift des boecxken ende die Prologhe en hebbe ick niet gemaeckt, - ende die spotternijen en behaghen mij niet’.
J.H.H.